Herhalen 2.2

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

2.2

Tekst

Beantwoord de volgende vragen.

Een puntzak drop kost € 2,50 voor 150 gram.

Hoeveel kost 100 gram?

1. € 1,65
2. € 1,66
3. € 1,67
4. € 1,68

Wat is een keurmerk?

1. Een garantie op een aankoop.
2. Een A-merk.
3. Een logo van een consumentenorganisatie
4. Een product voldoet aan bepaalde eisen.

Wat houdt het recht op een deugdelijk product in?

1. Het product heeft een keurmerk.
2. Recht op garantie bij aankoop van een particulier.
3. Het product bij normaal gebruik een bepaalde tijd meegaat.
4. Het product voldoet aan duurzaamheidseisen.

Wat is een voorbeeld van gevolgschade op grond van de Wet productaansprakelijkheid?

1. Het product werkt niet en je wilt je geld terug.
2. Het product bevat teveel pesticiden en wordt daarom teruggeroepen.
3. Na het wassen met een wasmiddel zijn je kleren verkleurd. Je wilt de schade verhalen op de producent.
4. Het fruit is over datum. Je gaat terug naar de groenteboer en eist je geld terug.

Je hebt een abonnement van € 120 op de Telegraaf afgesloten in het centrum van je woonplaats. Mag je dit opzeggen na 8 dagen?

1. Nee, want je hebt een product op maat gekocht.
2. Ja, want je hebt een bestelbon ingevuld.
3. Nee, want je hebt een aankoop onder de € 150 gedaan.
4. Ja, want je hebt een aankoop op straat gedaan boven de € 50.

Jona (15 jaar) heeft een iPhone gekocht.
Zijn ouders wisten nergens van en willen de koop ontbinden. Kan dit?

1. Ja. Hij is handelingsonbekwaam
2. Ja. Het is een ondeugdelijk product.
3. Nee. Hij heeft de aankoop gedaan.
4. Nee. Dit moet de rechter bepalen.

Simone is 102 jaar en kerngezond. Ze heeft een nieuwe televisie gekocht. Is ze wel handelingsbekwaam?

1. Ja
2. Nee

De geschillencommissie kan een bindende uitspraak doen. Wat betekent dat?

Wat is geen consumentenorganisatie?

1. Nibud
2. Beter leven
3. ANWB
4. Consumentenbond

Bonno is vader van drie kinderen en heeft aan de deur kinderpostzegels gekocht. Na acht dagen heeft hij spijt. Kan hij de koop terugdraaien?

1. Ja. Hij is handelingsonbekwaam.
2. Ja. Hij richt zich op de colportagewet.
3. Ja. Hij richt zich op de Wet koop op afstand.
4. Nee. De koop is gedaan en hij is handelingsbekwaam.