This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Planning van de les
Nieuwe lesstof: afronden in praktische situaties en met geld
Theorie + vragen beantwoorden
Aan de slag
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Aan het einde van de les weet je...
... hoe je afrondt in praktische situaties
... hoe je afrondt met geld
Slide 3 - Slide
Een klas heeft 29 leerlingen. De klas gaat roeien. In 1 roeiboot kunnen maximaal 4 leerlingen. Keven is een leerling uit deze klas. Kevin zegt: "29:4 = 7,25, Afgerond is dat 7. We hebben dus 7 boten nodig"
Heeft Kevin gelijk? Leg je antwoord uit!
Slide 4 - Open question
Afronden in praktische situaties
Soms is het in praktische situaties niet mogelijk om getallen af te ronden zoals we eerder geleerd hebben. In het geval van de opdracht hiervoor bijvoorbeeld.
Als je 7,25 boten nodig hebt voor 29 leerlingen dan kan je dit niet afronden naar 7 boten, omdat je dan leerlingen moet achter laten. Je hebt dus 8 boten nodig.
Slide 5 - Slide
Je hebt €3,80 in je portemonnee. Je gaat snickers kopen in de winkel. Eén snicker kost €1,- per stuk. Hoeveel snickers kun je kopen van €3,80?
Leg uit hoe je aan je antwoord komt.
Slide 6 - Open question
Je hebt 3,80 in je portemonnee. Je gaat snickers kopen in de winkel.
Eén snicker kost per stuk 1 euro. Hoeveel snickers kun je kopen?
3,80 : 1 = 3,8
Je kan maar 3 snickers kopen want die andere snicker kan je niet helemaal kopen.
Slide 7 - Slide
Afronden met contant geld
Tegenwoordig hebben wij
in Nederland geen 1 en 2
centen meer, 5 cent
hebben we nog wel.
Daarom moeten bedragen
worden afgerond.
Slide 8 - Slide
Afronden met contant geld
Tegenwoordig hebben wij
in Nederland geen 1 en 2
centen meer, 5 cent
hebben we nog wel.
Daarom moeten bedragen
worden afgerond.
Slide 9 - Slide
Je doet boodschappen bij de Jumbo en op het scherm staat een bedrag van €27,93. Je wil contant betalen. Hoeveel reken je af?
A
€27,95
B
€27,90
C
€27,-
D
€28,-
Slide 10 - Quiz
Je haalt de volgende boodschappen: paprika (€1,42), ui (€0,94) en kip (7,23). Hoeveel betaal je als je contant afrekent? Reken dit uit in je schrift!
A
€9,50
B
€9,55
C
€9,59
D
€9,60
Slide 11 - Quiz
Wat? hoofdstuk 2.3 opgave 32, 40, 41, 42, 43, 49
Waar? dit doe je online.
Magister > leermiddelen > Getal en ruimte > Klik op je klas > klik vanboven op planning > klik op m1b 2.3 opgave 32, 40, 41, 42, 43, 49