¡Hola!

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Wat heb jij voor Spaans nodig?

• Een schrift 
• Een mapje 
• pennen 
• laptop
• En vooral veel zin hebben om Spaans te leren. 

Mi información

• Señora Peña 
• Soy de Colombia
• Vivo en Breda. 
• Tengo 36 años
• Me gusta bailar
• Mi comida favorita son las empanadas. 

¡Hola! 

¿Qué vamos a aprender hoy? Wat gaan we leren vandaag?

• Iemand begroeten in het Spaans.
• Afscheid nemen in het Spaans.
• Vragen hoe iemand heet

• Vragen hoe het gaat.
• Zeggen wie je bent
• El alfabeto en Español.
• De klemtoon in het Spaans.

Tarea (opdracht)

• Stap 1: Loop door de klas rond. 
• Stap 2: Vraag aan je klasgenoten in het Spaans het volgende:

1. Begroet je klasgenoot.

2. Vraag hoe hij/zij heet.

3. Neem afscheid. 

 A investigar (onderzoek)

Stap 1: Werk samen met je buurman/-vrouw.

Stap 2: Pak je schrift, pen en laptop. 

Stap 3: Zoek op internet het alfabet in het Spaans. 

stap 4: Zoek op internet hoe de volgende letters in het Spaans worden uitgesproken: V, C, CH, G, H, J, LL, Ñ, Qu, U en de Z. 

Stap 5: Schrijf jullie bevindingen op in je schrift. 

Los deberes (het huiswerk)

Je kan in het Spaans het volgende schrijven en uitspreken:

1. Hallo!
2. Goedemorgen, goedemiddag, goedenavond.
3. Hoe gaat het? Het gaat goed, het gaat wel, het gaat slecht.
4. Hoe heet je? Ik heet...
5. Dag! Tot ziens! Tot gauw!
6. Je kent het alfabet liedje uit je hoofd. 

Hola!

1. A repasar: Saludos y despedias. (herhalen: Begroeten en afscheid nemen in het Spaans)
2. El alfabeto en español (het Spaans alfabet)
3. Deletrear en español (spellen in het Spaans)
4. los números (de getallen in het Spaans)
5. los deberes (het huiswerk)

Tarea: Voer het gesprek!

A

1. Begroet je klasgenoot.

3. Vraag hoe het gaat.

5. Vraag zijn/haar naam.

7. Zeg mucho gusto! (aangenaam) en neem afscheid 

Wissel daarna van rol 

Tarea: Voer het gesprek!

B. 

2. Begroet je klasgenoot terug

4. Geef aan dat het goed gaat.  

6. Zeg hoe jij heet. 

8. Zeg: mucho gusto en neem afscheid. 

Deletrear (spellen)

Spel de volgende woorden in het Spaans:

1. Zapato (schoen)

2. hola (hoi)

3. ¿Cómo? (hoe?)

4. bien (goed)

5. gato (kat)

6. Perro (hond)

7. Valencia (stad in Spanje)