chapitre 1 hh bijv nw + ww -re vwo3

Bienvenue!
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bienvenue!

Slide 1 - Slide

startopdracht
 werk alleen, in stilte

startopdracht: leren! woorden, werkwoorden, zinnen
N-F en F-N

page 50



timer
10:00

Slide 2 - Slide

Présence
tout le monde est présent?

Slide 3 - Slide

Le programme
herhaling bijv.naamwoord
herhaling werkwoorden op -re

Slide 4 - Slide

l'adjectif
het bijvoeglijk naamwoord
m of v
ev of mv
regelmatig of onregelmatig 
eindigend op ien / eux/ if
voor of achter het zelfst nw

Slide 5 - Slide

D. Grammaire regelmatig

le/un=mannelijk (masculin):
-
la/une=vrouwelijk (féminin) : +e
les/des=meervoud (pluriel): +s
(bij vrouwelijk mv dus +es)



le grand bureau
la grande fille
les grands bureaux 
les grandes filles

petit:
les ......  frères


Slide 6 - Slide

bijvoeglijke naamwoorden die al op -e eindigen, veranderen niet in enkelvoud:
le sac jaune
la porte jaune

Slide 7 - Slide

D. Grammaire onregelmatig


le/un=mannelijk (masculin): bon, beau, nouveau, vieux
la/une=vrouwelijk (féminin) : bonne, belle, nouvelle, vieille
les/des=meervoud M (pluriel): bons, beaux, nouveaux, vieux
meervoud V: bonnes, belles, nouvelles, vieilles

NIEUW (nouveau): le ..... bureau, la ....... fille
les ..... bureaux, les ....... filles


Slide 8 - Slide


de goede vraag:  la ...... question
de oude dames: les ..... dames
de mooie bal: le ........ ballon
M
V
MV M
MV V
bon
bonne
bons
bonnes
beau
belle
beaux
belles
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
vieux
vieille
vieux
vieilles
*page 167

Slide 9 - Slide

Wat is de juiste uitgang van het bijv. naamwoord
A
Une petit fille
B
Une petite fille
C
Une petits filles
D
une petites fille

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het bijv. naamwoord.
A
il a une beau chambre
B
Il a une beaux chambre
C
Il a un beau chambre
D
Il a une belle chambre

Slide 11 - Quiz

la voiture est (oud)
A
vieuxe
B
vieil
C
vieux
D
vieille

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

VOOR het zelfstandig naamwoord
beau bon joli
nouveau long petit
jeune grand premier
vieux mauvais dernier

Slide 15 - Slide

een sportieve auto
A
une voiture sportife
B
une sportive voiture
C
une voiture sportif
D
une voiture sportive

Slide 16 - Quiz

Welke bijv. naamwoord past in de zin:
J'ai deux ......... oncles.
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste vormen van het bijv naamwoord in.
"Mon père a une ….. voiture …."
A
beau/ italien
B
belle/ italien
C
beau/ italienne
D
belle/ italienne

Slide 18 - Quiz

Welk woord is het bijv naamwoord?

Hugo a les yeux bleus
A
bleus
B
a
C
les yeux
D
Hugo

Slide 19 - Quiz

vul aan: deze komen voor het zelfst.nw:
beau bon joli
nouveau long petit (+6?)

Slide 20 - Open question

werkwoorden eindigend op -re
répondre : antwoorden
entendre : horen
vendre : verkopen
perdre : verliezen

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

u verkoopt (vendre)

Slide 23 - Open question

zij wachten (v) (attendre)

Slide 24 - Open question

jij hoort (entendre)

Slide 25 - Open question

passé composé
j'ai vendu ma voiture
nous avons entendu le prof
elle a répondu à la question
j'ai attendu une heure
tu as perdu le match?

-re wordt u

Slide 26 - Slide

hij heeft gewacht (attendre)

Slide 27 - Open question

stel je vraag over deze stof:

Slide 28 - Open question

bedenk een toetsvraag
zet 'm op het bord

Slide 29 - Slide

Bigflo & Oli

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

les devoirs
volgende les: 
werkblad af!
vragen?

Slide 32 - Slide

au revoir! 

Slide 33 - Slide