Toets H8 Licht

Proefwerk Hoofdstuk 6
Regels:
Je maakt de toets alleen, Boek mag erbij.
Je hebt 40 minuten de tijd! 
Succes!

1 / 37
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Proefwerk Hoofdstuk 6
Regels:
Je maakt de toets alleen, Boek mag erbij.
Je hebt 40 minuten de tijd! 
Succes!

Slide 1 - Slide

Licht kom van een lichtbron.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 2 - Quiz

kunstmatige lichtbronnen zijn door mensen gemaakt.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 3 - Quiz

1 lijntje licht noem je een lichtstraal
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 4 - Quiz

Een lichtbundel bestaat uit lichtstralen die alle kanten op gaan.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 5 - Quiz

Het licht van de zon zie je als wit licht.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 6 - Quiz

De kleuren Rood, Groen en Violet maken samen alle kleuren van een TV Scherm.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 7 - Quiz

Een laser is een lichtbron die een mengkleur geeft.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 8 - Quiz

In het spectrum van zonlicht zitten de kleuren rood, oranje, geel, groen, blauw en violet.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 9 - Quiz

Een voorwerp weerkaatst alleen de kleur of kleuren die je ziet.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 10 - Quiz

Lichtgolven zijn ongeveer even groot als watergolven.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 11 - Quiz

Een schaduw ontstaat waar het licht van een lichtbron niet kan komen.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 12 - Quiz

Een bolle lens is in het midden dunner dan aan de buitenkant.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 13 - Quiz

Als het beeld op het scherm van je camera wazig is, is er niet scherp gesteld
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 14 - Quiz

De brandpunts-afstand is de afstand van de lens tot het brandpunt
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 15 - Quiz

De ooglens is een opening in het midden van de iris
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 16 - Quiz

Als je ooglens van vorm verandert, noem je dat accomoderen.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 17 - Quiz

Of geld echt is, kun je controleren met een infrarood-lamp
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 18 - Quiz

Van UV straling word je bruin.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 19 - Quiz

Infra-rood straling kun je zien met het blote oog
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 20 - Quiz

Met Röntgen-straling maken ze in het ziekenhuis een foto van je botten
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 21 - Quiz

Welk licht komt van een natuurlijke lichtbron?
A
Het licht van kaarsen
B
Het licht van de led-lampen
C
Het licht van de olielamp
D
Het licht van de sterren

Slide 22 - Quiz

Erik en Anna zitten buiten in de zon. De zon schijnt fel op de rode tafel die voor hen staat.

Waarom zien Erik en Anna de tafel rood?
A
Alle kleuren worden weerkaatst, behalve de rode
B
Alleen de kleur rood wordt weerkaatst, de nadere kleuren niet.
C
Alle kleuren worden weggehaald door het zonlicht, behalve de rode

Slide 23 - Quiz

Yenthe speelt in de zon. Yenthe heeft een gele trui aan.
Welke kleuren worden opgenomen door de gele trui?
A
Alle kleuren die op haar trui vallen
B
Rood, groen en violet
C
Alleen geel
D
Alle kleuren van het spectrum, behalve geel

Slide 24 - Quiz

Een bundel wit licht valt op een prisma. Achter het prisma staat een wit scherm. Het licht uit de prisma maakt een aantal kleuren op het scherm.

Hoe noem je de kleurenreeks die je op het scherm ziet?
A
Het spectrum
B
De kleurenboog
C
De regenboog

Slide 25 - Quiz

Wat is waar over lichtgolven?
A
Lichtgolven kunnen door lucht en water gaan.
B
Lichtgolven hebben een tussenstof nodig om te bewegen.
C
Lichtgolven zijn ongeveer een millimeter groot.

Slide 26 - Quiz

Je staat voor een spiegel en doet een stap naar voren
Wat doet je spiegelbeeld?
A
Je spiegelbeeld blijft staan op dezelfde plaats.
B
Je spiegelbeeld doet een stap naar achteren.
C
Je spiegelbeeld doet een stap naar voren.
D
Je spiegelbeeld stapt naar links of naar rechts.

Slide 27 - Quiz

Het licht van de zon valt op een bolle lens.

Welke lichtstraal wordt NIET door de lens gebroken?
A
De lichtstraal die door het brandpunt achter de lens gaat.
B
De lichtstraal die door het brandpunt gaat voor de lens.
C
De lichtraal die door het midden van de lens gaat.
D
De lichtstraal evenwijdig aan de hoofdas van de lens

Slide 28 - Quiz

Wanneer accommoderen je ooglenzen?
Je ooglenzen accommoderen:
A
Als je eerst iets van dichtbij en direct erna iets van veraf bekijkt.
B
Als je pupillen van groot naar klein gaan en andersom.
C
Als je lang naar één punt in de verte kijkt.
D
Als je van een donkere ruimte in een verlichte ruimte komt.

Slide 29 - Quiz

Welke straling wordt gebruikt om de inhoud van koffers te controleren op het vliegveld.
A
Infra-rood-straling
B
Röntgen-straling
C
Ultra-violet-straling
D
Warmte-straling

Slide 30 - Quiz

Met welke straling werkt de afstands-bediening van de TV
A
Infra-rood-straling
B
Röntgen-straling
C
Ultra-violet-straling

Slide 31 - Quiz

Sleep de onderdelen van het oog naar de juiste plek.
Hoornvlies
Netvlies
Ooglens
Iris
pupil
Glasachtig lichaam

Slide 32 - Drag question

Je gaat een nieuwe rugzak kopen. Je staat voor een spiegel. in welke figuur is het spiegelbeeld goed getekend. 
juist

Slide 33 - Drag question

Op de ambulance staat het woord ambulance in spiegel schrift. Leg uit waarom dat zo is.

Slide 34 - Open question

Hoe heten het driehoekige voorwerp dat witlicht splitst in het kleurenspectrum?
(Bonuspunt voor het opschrijven van het kleurenspectrum)

Slide 35 - Open question

Hoe noem je de rode lijnen die langs de rand van de bal lopen?

Slide 36 - Open question

Op welke plek komt de schaduw van de bal te staan en waarom?

Slide 37 - Open question