weerwoord week 39

weerwoord week 39
astronaut
zweven
allerlei
zwaar
ramp

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

weerwoord week 39
astronaut
zweven
allerlei
zwaar
ramp

Slide 1 - Slide

Wat doet een astronaut?

Slide 2 - Open question

controleer spelling
A
astonaut
B
arstonaut
C
astronuat
D
astronaut

Slide 3 - Quiz

Wat is zweven?
A
varen in de zee.
B
lopen op de maan
C
zwemmen in de lucht
D
om je heen kijken

Slide 4 - Quiz

kies de juiste antwoord
A
zij zweeft jij zweeft
B
zij sweeft jij zweeft
C
zij zweevt jij zweevt
D
zij zweven jij zweeft

Slide 5 - Quiz

controleer op spelling
A
ellerlei
B
alerlei
C
allerlei
D
elerlei

Slide 6 - Quiz

Wat betekent allerlei?
A
veel verschillende spullen
B
weinig spullen
C
twee spullen
D
een ding

Slide 7 - Quiz

woorden
ongeveer
eenvoudig
dezelfde
precies

Slide 8 - Slide

ongeveer betekent ......
A
iets eten
B
geen idee
C
zeker hoeveel iets is
D
zo iets

Slide 9 - Quiz

controleer spelling
A
envoudig
B
envouwdig
C
eenvuodig
D
eenvoudig

Slide 10 - Quiz

eenvoudig betekent
A
makkelijk
B
moeilijk
C
stom
D
eng

Slide 11 - Quiz

Schrijf een zin met dezelfde.

Slide 12 - Open question

Schrijf een zin met precies.

Slide 13 - Open question

hoofd
A
is een vis
B
een spelletje
C
een leider
D
een land

Slide 14 - Quiz

kies de juiste spelling
A
toe en af
B
teo en of
C
of en toe
D
af en toe

Slide 15 - Quiz

af en toe betekent
A
bijna
B
meestal
C
soms
D
een paar keer

Slide 16 - Quiz

de assistent
A
een leider
B
helpend
C
assisteert
D
serveerster

Slide 17 - Quiz

in het zonnetje zetten
A
aandacht geven
B
een jarige
C
met voetbal gewonnen
D
in de zon liggen

Slide 18 - Quiz

bijzonder
A
iedere dag hetzelfde werk doen
B
geen auto hebben
C
alleen zijn
D
iets anders doen dan normaal

Slide 19 - Quiz

spelling
A
volgen
B
voolgen
C
voggen
D
volgeen

Slide 20 - Quiz

spelling
A
van af
B
vanaf
C
vanof
D
van of

Slide 21 - Quiz

spelling
A
gevoonlijk
B
gewonlijk
C
gewoonlijk
D
gewoonlijjk

Slide 22 - Quiz

weerwoord oktober
week 42

Slide 23 - Slide

Greenpeace
A
een goede doel
B
een winkel
C
milieu activisten
D
goede doel activisten

Slide 24 - Quiz

kies de juiste spelling
A
egijnlijk
B
eigelijk
C
aigenlijk
D
eigenlijk

Slide 25 - Quiz

het zee .........
A
het zeeboot
B
het zeeschip
C
het zeemeermin
D
het zeeship

Slide 26 - Quiz

kies de juiste spelling
A
de haven
B
de haaven
C
de havin
D
de haavin

Slide 27 - Quiz

tijdens betekent .....
A
gedurende
B
dat er twee dingen gebeurde tegelijk
C
verleden tijd
D
tijd om te gaan

Slide 28 - Quiz

kies de juistespelling
A
eksplosief
B
explosief
C
exposeif
D
explozief

Slide 29 - Quiz

de beving betekent
A
als iets gaat lopen
B
als iets trilt
C
als je huis beweegt
D
veel lawaai

Slide 30 - Quiz

slopen betekent
A
het wordt afgebroken
B
het is oud
C
opnieuw bouwen
D
een nieuw huis

Slide 31 - Quiz

kies de juiste spelling
A
bouen
B
baouwen
C
bauwen
D
bouwen

Slide 32 - Quiz

............. was ik heel verbaast over de beslissing.
A
Slopen
B
Eigenlijk
C
eigenlijk
D
tijdens

Slide 33 - Quiz

In deze ............... liggen alleen maar kleine boten.
A
haven
B
zeeschip
C
ontploffing
D
beving

Slide 34 - Quiz

............... de voorbereidingen is er stiekem een explosief in het schip gelegd.
A
Op volle zee
B
Tijdens
C
De schade
D
Slopen

Slide 35 - Quiz

More lessons like this