Spelling -heid en -teit

Spellingsles
Wat heb je nodig op je tafel?
- een dicht spellingsschrift
- een wisbordje met een werkende stift
- een potlood + gum of een pen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spellingsles
Wat heb je nodig op je tafel?
- een dicht spellingsschrift
- een wisbordje met een werkende stift
- een potlood + gum of een pen

Slide 1 - Slide

Husselwoord
Hieronder staat een husselwoord. De letters staan niet op de juiste plek. Weten jullie er weer een echt woord van te maken? Probeer de puzzel zelfstandig en in stilte op te lossen op je wisbordje. Als de timer afgaat kijken we of het is gelukt! Is het je gelukt? Ga dan op zoek naar zo veel mogelijk woorden die rijmen op het woord dat je hebt gevonden!

HEDINELS
timer
2:00

Slide 2 - Slide

Hou je wisbordjes maar omhoog!
Bij wie was het gelukt?
Heeft iemand van jullie nog rijmwoorden gevonden?

Slide 3 - Slide

Ruim je wisbordje en stift weer terug op in je kastje

Doe dit zo stil als je kan!

Slide 4 - Slide

De les van vandaag:
Je gaat leren hoe je woorden schrijft die eindigen op -heid en op -teit.

Slide 5 - Slide

Woorden met -heid
-heid zet je achter een bestaand basiswoord. 
Je hoort -heit, maar je schrijft -heid.
Twijfel je? -Heid kan je langer maken, namelijk met het meervoud -heden.
Een paar voorbeelden:
mensheid, snelheid, moeilijkheid, narigheid, eenzaamheid

Slide 6 - Slide

Woorden met -teit
Bij -teit is het achtervoegsel overgenomen uit van Franse leenwoorden.
Je hoort -teit en je schrijft ook -teit.
Let op, deze woorden hebben niks te maken met -tijd, dat zijn instinkers! Bijvoorbeeld bij wedstrijd en wintertijd. Bij meervoud schrijf je -teiten.
Een aantal voorbeelden:
majesteit, universiteit, realiteit, activiteit, elektriciteit

Slide 7 - Slide

Hoe staat dit in je boek?

Slide 8 - Slide

Even snel opfrissen: woorden met -isch(e)

Slide 9 - Slide

Pak je werkboek erbij
En doe hem open op bladzijde 64 en 65. 

Slide 10 - Slide

Tijd voor het dictee... maar dan net even anders
We gaan een wandeldictee doen. In de klas en op de gang hangen verschillende kaartjes omgedraaid. Loop naar een woord en draai dit kaartje om. Onthoud goed welk nummertje er bij staat en hoe je het woord moet schrijven. Loop daarna naar je plek toe en schrijf het woord dat je net hebt gezien bij het juiste getal op. Doe dit totdat alle woorden in je schrijft staan. Veel succes!
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Nakijken!

Slide 12 - Slide

En... hoe is het gegaan?
Heb je 0 fouten bij de woorden waar een vierkantje voor staat? Maak dan opdracht 2 en 3

Heb je een foutje gemaakt bij de woorden waar een vierkantje voor staat?
Geeft niks, maak dan opdracht 1 en 2

Ik zet de timer aan in de klas

Slide 13 - Slide

Klaar?
Zorg dat je alles zorgvuldig nakijkt. Let goed op dat je geen fouten maakt bij het nakijken.
Hang je kaartje op het bord als je even moet wachten op een nakijkboekje.
Goed nagekeken? Ga dan aan de slag met je weektaak.

Slide 14 - Slide

En... hoe is het gegaan?
Wat hebben jullie geleerd vandaag? Wat vonden jullie van de les? Hebben jullie tips of tops voor de klas of voor mij?

Slide 15 - Slide