3M bron 1H présent werkwoorden op -re

chapitre 1, bron H
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

chapitre 1, bron H

Slide 1 - Slide

werkwoorden eindigend op -re
attendre = wachten
entendre = horen
vendre = verkopen
perdre = verliezen
rendre = teruggeven

Slide 2 - Slide

astuces = tips
Welke 3 tips geeft deze dame m.b.t. verkopen via Facebook?

Slide 3 - Slide

Les 3 astuces de Francine pour vendre sur Facebook.
A
alle info geven - veel foto's - eerlijk zijn
B
alle info geven - mooie foto's - eerlijk zijn
C
alle info geven - veel foto's - aardig zijn
D
alle info geven - mooie foto's - aardig zijn

Slide 4 - Quiz

attendre = wachten

Slide 5 - Slide

entendre = horen

Slide 6 - Slide

vendre = verkopen

Slide 7 - Slide

perdre = verliezen

Slide 8 - Slide

rendre = teruggeven

Slide 9 - Slide

le présent (tegenwoordige tijd)
hele werkwoord - re = stam
exemple: répondre - re = répond

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

6 questions
traduire NL>FR

Slide 13 - Slide

ik wacht: j'...
A
attend
B
attends
C
répond
D
réponds

Slide 14 - Quiz

jij antwoordt: tu ...
A
attend
B
attends
C
répond
D
réponds

Slide 15 - Quiz

zij wacht: elle ...
A
attend
B
attends
C
attendons
D
attendent

Slide 16 - Quiz

wij antwoorden: nous ...
A
attendons
B
attendez
C
répondons
D
répondez

Slide 17 - Quiz

u wacht: vous ...
A
attend
B
attendez
C
répond
D
répondez

Slide 18 - Quiz

zij wachten: ils ...
A
attend
B
attendez
C
attendons
D
attendent

Slide 19 - Quiz

Bien fait!

Slide 20 - Slide

6 questions
traduire FR>NL

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

j'attend
A
ik wacht
B
jij wacht
C
ik hoor
D
jij hoort

Slide 23 - Quiz

elles répondent
A
zij hoort
B
zij horen
C
zij geeft antwoord
D
zij geven antwoord

Slide 24 - Quiz

tu rends
A
jij geeft antwoord
B
hij geeft antwoord
C
jij geeft terug
D
hij geeft terug

Slide 25 - Quiz

nous perdons
A
u verliest
B
wij verliezen
C
u verkoopt
D
wij verkopen

Slide 26 - Quiz

ils vendent
A
jullie verkopen
B
zij verkopen
C
jullie verliezen
D
zij verliezen

Slide 27 - Quiz

Bien fait!

Slide 28 - Slide

les devoirs...

Slide 29 - Slide