Herkauwers (bijv. koeien, schapen, geiten):
Deze dieren hebben een complex, meerkamerig maagstelsel.
De belangrijkste kamer is de pens, waar bacteriën, schimmels en de andere vezels afbreken. De afbraakproducten worden later door het dier opgenomen en gebruikt voor energie.
Paarden en andere niet-herkauwende herbivoren (bijv. konijnen, olifanten):
Hebben een vergrote blindedarm en dikke darm waar bacteriën helpen bij de vertering van cellulose (vezels). Bij konijnen gebeurt dit proces zodanig dat ze hun voedsel vaak 2x keer eten, waarbij ze hun zachte keutels opnieuw eten om extra voedingsstoffen op te nemen.