What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Schrijven en lezen toets voorbereiding
Lesdoelen
Een zakelijke brief schrijven met goed taalgebruik, correcte inhoud en volgens vaste opbouw.
Een informerende en advertentie tekst lezen en open en gesloten vragen kunnen beantwoorden.
1 / 29
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
29 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Lesdoelen
Een zakelijke brief schrijven met goed taalgebruik, correcte inhoud en volgens vaste opbouw.
Een informerende en advertentie tekst lezen en open en gesloten vragen kunnen beantwoorden.
Slide 1 - Slide
Bij de zakelijke brief krijg je punten voor taalgebruik, inhoud,
opbouw, techniek en conventies.
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar.
Slide 2 - Quiz
Bij de zakelijke brief is de verdeling van je cijfer 1/3 voor taalgebruik,
inhoud, opbouw.
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar.
Slide 3 - Quiz
Welk adres noteer je als eerste bij een zakelijke brief?
timer
0:20
A
De ontvanger
B
De afzender
Slide 4 - Quiz
Het adres mag in het midden van
de pagina of rechts van
de pagina staan.
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar.
Slide 5 - Quiz
Bij een zakelijke brief moet je de zinnen op de regels binnen alinea's volschrijven.
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar.
Slide 6 - Quiz
Waar is de datum en plaats goed genoteerd?
timer
0:30
A
Ellecom, 13 mei 2023
B
13 mei 2023, Ellecom
C
ELLECOM, 13-05-23
D
Ellecom, 13-05-2023
Slide 7 - Quiz
Je brief 'dateren op' betekent..
timer
0:20
A
Dat je de datum van vandaag gebruikt.
B
Dat je de datum gebruikt die bij de opdracht staat.
Slide 8 - Quiz
Als je weet aan wie je een brief stuurt, staat er in de aanhef geen
voornaam of letter (wel bij t.a.v.).
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar.
Slide 9 - Quiz
De aanhef van een zakelijke brief mag ook met:
Beste meneer/mevrouw,
timer
0:20
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
In het slot van een zakelijke brief...
timer
0:40
A
Moet je achter de laatste zin eventueel bedanken voor de moeite.
B
Geef je nieuwe informatie.
C
Vat je kort samen wat je hoopt/wenst.
Slide 11 - Quiz
In de inleiding van een zakelijke brief..
timer
0:40
A
Maak je kort duidelijk waar je brief over gaat.
B
Mag je NIET met ‘ik’ of een variant ervan (mijn, wij, onze) beginnen.
C
Noem je de aanleiding voor het schrijven.
D
Zeg kort wat je van de ontvanger wilt.
Slide 12 - Quiz
De volgorde bij de slotformule is:
timer
0:30
A
Met vriendelijke groet, handtekening en naam.
B
Handtekening, naam en met vriendelijke groet.
C
Met vriendelijke groet, naam en handtekening.
Slide 13 - Quiz
Bij betreft mag je een hele zin opschrijven.
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Bij een zakelijk brief moet je op de juiste plekken witregels en
komma's zetten.
timer
0:20
A
Waar.
B
Niet waar.
Slide 15 - Quiz
De inleiding en het slot mag uit één zin bestaan.
timer
0:20
A
Waar.
B
Niet waar.
Slide 16 - Quiz
In een zakelijk brief mag je tussenkopjes gebruiken.
timer
0:20
A
Waar.
B
Niet waar.
Slide 17 - Quiz
Als je signaalwoorden gebruikt, dan geef je meer structuur aan je tekst.
timer
0:20
A
Waar.
B
Niet waar.
Slide 18 - Quiz
Verwijswoorden mag je alleen gebruiken als je het woord of de woorden al eerder hebt genoemd.
timer
0:20
A
Waar.
B
Niet waar.
Slide 19 - Quiz
'Na aanleiding van' is goed taalgebruik voor je zakelijk brief.
timer
0:20
A
Waar.
B
Niet waar.
Slide 20 - Quiz
Het is beter om één zin niet langer dan twee regels te maken.
timer
0:20
A
Waar.
B
Niet waar.
Slide 21 - Quiz
Als een hoofdletter of punt niet duidelijk te zien is, dan wordt het fout gerekend.
timer
0:20
A
Waar.
B
Niet waar.
Slide 22 - Quiz
Dit schrijfdoel geeft aan dat je iets moet gaan doen en past bij een reclametekst.
timer
0:40
A
Activeren
B
Overhalen
C
Overtuigen
D
Informeren
Slide 23 - Quiz
De bron van een tekst zegt ook iets over het schrijfdoel.
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
De afbeelding van een tekst heeft als functie:
timer
0:40
A
Trekt de aandacht.
B
Voegt informatie toe.
C
Is nodig om de tekst te kunnen begrijpen.
Slide 25 - Quiz
Correct citeren, doe je als volgt:
timer
0:40
A
Noteer de zin of het zinsgedeelte.
B
Noteer de zin of het zinsgedeelte en noteer de regelnummers.
C
Noteer de zin of het zinsgedeelte tussen haakjes en noteer de regelnummers.
D
Noteer het eerste en laatste woord met puntjes tussen haakjes.
Slide 26 - Quiz
Eén voorbeeld van figuurlijk taalgebruik is:
timer
0:20
A
Beeldspraak.
B
Spreekwoorden en gezegdes.
C
Als je letterlijk bedoelt wat je zegt.
Slide 27 - Quiz
Een anekdote..
timer
0:20
A
Staat meestal in het slot.
B
Is een kort, grappig verhaaltje bij een onderwerp.
Slide 28 - Quiz
Ik ga een voldoende voor de toetsen van Nederlands halen!
timer
0:10
A
Waar.
B
Niet waar.
Slide 29 - Quiz
More lessons like this
Schrijven les 1
April 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Schrijven les 1
April 2023
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Spelling + schrijven les 3 M3E maandag 16-5
May 2022
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Examentraining 2018
May 2018
- Lesson with
27 slides
by
www.lessonup.io
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Examentraining
Zakelijk schrijven les 1.
December 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 4
Ked18- de zakelijke brief
March 2021
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Brief Brits Engels
June 2022
- Lesson with
40 slides
English
Tertiary Education
Uitleg zakelijke brief
March 2021
- Lesson with
24 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4