2v - H1 Landschappen - Oefentoets

Oefentoets H1: Landschappen
Deze toets controleert vooral of je de feiten goed geleerd hebt. Op de toets krijg je daarnaast ook nog vragen waarbij je de feiten moet toepassen.

Kan je de vragen van deze oefentoets niet beantwoorden? Dan heb je nog niet voldoende of niet op de juiste manier geleerd.

De oefentoets sluit af met een paar toepassingsvragen, zodat je weet hoe die eruit kunnen zien op de toets.
1 / 33
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefentoets H1: Landschappen
Deze toets controleert vooral of je de feiten goed geleerd hebt. Op de toets krijg je daarnaast ook nog vragen waarbij je de feiten moet toepassen.

Kan je de vragen van deze oefentoets niet beantwoorden? Dan heb je nog niet voldoende of niet op de juiste manier geleerd.

De oefentoets sluit af met een paar toepassingsvragen, zodat je weet hoe die eruit kunnen zien op de toets.

Slide 1 - Slide

Leg uit hoe de Himalaya is ontstaan (2p).

Slide 2 - Open question

Waar of niet waar?

In de Himalaya kom je stollingsgesteenten tegen

(stollingsgesteenten ontstaan door het stollen van magma/lava dat uit een vulkaan komt)
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Welk begrip wordt er omschreven?

Versteend overblijfsel of een afdruk van een plant/dier in gesteente.

Slide 4 - Open question

Leg uit hoe graniet ontstaat

Slide 5 - Open question

Hoe hoog moet een gebergte zijn om het een hooggebergte te mogen noemen?

Slide 6 - Open question

Hoe oud is een jong gebergte ongeveer?
A
10.000 - 400.000 jaar oud
B
1-4 miljoen jaar oud
C
10-40 miljoenen jaren oud
D
100 - 400 miljoen jaar oud

Slide 7 - Quiz

Geef 2 kenmerken van hoe een jong gebergte eruit ziet.

Slide 8 - Open question

Laat deze afbeelding een
jong of een oud
gebergte zien?
A
jong gebergte
B
oud gebergte

Slide 9 - Quiz

Welke 2 hoofdsoorten verwering zijn er?

Slide 10 - Open question

Geef 3 voorbeelden van mechanische/fysische verwering

Slide 11 - Open question

Welke uitspraak over vorstverwering is juist?
A
chemische verwering die vooral in de bergen plaatsvindt
B
mechanische verwering die vooral in de bergen plaatsvindt
C
chemische verwering die vooral in de woestijn plaatsvindt
D
mechanische verwering die vooral in de woestijn plaatsvindt

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de klimaatkenmerken van een gebied met veel chemische verwering?
A
koud en droog
B
koud en vochtig
C
warm en droog
D
warm en vochtig

Slide 13 - Quiz

Bekijk de foto.
Hoe is dit landschap ontstaan? (2p)

Slide 14 - Open question

Bekijk de afbeelding.
Geef:
- de naam van dit type dal
- hoe dit dal ontstaan is

Slide 15 - Open question

maak de zin over sedimenten in de rivieren af...
A
Hoe dichter bij de zee, hoe kleiner en ronder het sediment
B
Hoe dichter bij de zee, hoe kleiner en hoekiger het sediment
C
hoe dichter bij de zee, hoe groter en ronder het sediment
D
hoe dichter bij de zee, hoe groter en hoekiger het sediment

Slide 16 - Quiz

Welke landschapsvorm ontstaat er door erosie van een gletsjer?

Slide 17 - Open question

waar of niet waar?

Bij sedimentatie door rivieren wordt het sediment gesorteerd. Bij sedimentatie door gletsjers is blijven sedimenten ongesorteerd.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Hoe worden de hele grote stukken rots genoemd die door gletsjers gesedimenteerd worden?

Slide 19 - Open question

In het Pleistoceen waren er wereldwijd meerdere ijstijden. Hoe heet de ijstijd waarin Nederland deels bedekt werd met landijs?

Slide 20 - Open question

Uit welke sedimenten bestond Nederland vlak voordat het landijs in Nederland kwam?

Slide 21 - Open question

Waar kwam het dekzand, dat in Hoog-Nederland aan het oppervlak ligt, vandaan?

Slide 22 - Open question

Waaruit bestaan de stuwwallen voornamelijk?
A
klei
B
veen
C
rivierzand en grind
D
dekzand

Slide 23 - Quiz

Bij welke grondsoort zal infiltratie het moeilijkst zijn?
A
grind
B
dekzand
C
klei
D
alle 3 even moeilijk

Slide 24 - Quiz

Leg uit waarom er vroeger in Hoog-Nederland voornamelijk gemengde boeren bedrijven waren (een mix van akkerbouw en veeteelt).

Slide 25 - Open question

Bekijk de kaart.

Welke uitspraak over letter B is juist?
A
Dit ligt in laag Nederland
B
Dit is een stuwwal
C
Hier vind je veengrond
D
Dit is een smeltwaterdal

Slide 26 - Quiz

Welke letter laat
de ligging van een
droogmakerij zien?

Slide 27 - Open question

Bij welke letter ligt een smeltwaterdal?

Slide 28 - Open question

Waar of niet waar?
Elke droogmakerij is een polder.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quiz

Noteer alle letters die in het gebied van
Laag-Nederland liggen.

Slide 30 - Open question

Noteer de letters van van de gebieden
waar je zwerfstenen kan vinden.

Slide 31 - Open question

Leg in 3 stappen uit hoe duinen ontstaan (3p).

Slide 32 - Open question

Lees de volgende zinnen. Welke zinnen gaan over het zeekleilandschap?
A Dankzij de kunstmest is dit landschap sterk veranderd.
B Zonder gemalen kun je hier niet leven.
C Hier kun je meestal tot aan de horizon kijken.
D De oude kerkjes staan hier meestal op de hoogste punten in het landschap.
E Op sommige plaatsen is het te droog voor akkerbouw.
F Het turf werd door de bewoners als brandstof gebruikt.

Slide 33 - Open question