4.3 ongelijkheid binnen landen

4.3 Ongelijkheid binnen landen
1 / 47
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.3 Ongelijkheid binnen landen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen:
Bespreken uitschrijven leerdoelen
Leerdoelen 4.3 bekijken.

Uitleg paragraaf 3
Testvragen
Terugkomen op de leerdoelen

Slide 2 - Slide

Uitschrijven leerdoelen
1. Je begrijpt hoe je het welzijn van een land meet.
Welzijn=levensomstandigheden van een land. VN heeft ranglijst, Human Development Index (HDI of welzijnsindex). Getal van 0-1, waarbij 1 de beste levensomstandigheden heeft. Bestaat uit 3 onderdelen:
- levensverwachting: hoe oud worden mensen gemiddeld. Indicatoren zijn artsendichtheid (hoeveel inwoners per arts) en zuigelingensterfte (aantal gestorven baby's per 1000 inwoners).
-alfabetiseringsgraad: %mensen>15 jaar dat kan lezen en schrijven. Is laag in arme landen.
-koopkracht: hoeveel kun je kopen van je inkomsten. In arme landen zijn de kosten lager.

Slide 3 - Slide

Uitschrijven leerdoelen
2. je begrijpt dat welzijn meer zegt over levensomstandigheden in een land dan welvaart.
Omdat welzijn gaat over levensverwachting, of mensen wel of niet kunnen schrijven (en dus kans hebben op een beter betaalde baan door een opleiding) en de koopkracht (wat ze kunnen kopen van hun geld) zegt meer dan een gemiddeld getal van het bbp/inwoner.

3. je begrijpt het verschil tussen de informele sector en de formele sector.
formeel: officiële deel van de economie, je betaalt belasting, je staat geregistreerd als je werkt, je bouwt pensioen op, vast salaris en doorbetaald bij ziekte. Telt mee met bbp/inwoner.  Is bij centrumlanden.
informeel: niet-officiële deel van de economie, bijv. straatverkoper. Telt niet mee met bbp/inw. Zo lijken de inkomens van arme landen lager. Veel mensen werken nl in deze sector.

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 4.3
  • Als je klaar bent met deze paragraaf dan ken je het verschil tussen ruimtelijke ongelijkheid en sociale ongelijkheid.
  • Als je klaar bent met deze paragraaf dan kun je met behulp van het brp gebieden indelen naar welvaart.
  • Als je klaar bent met deze paragraaf dan kun je uitleggen wat overheden kunnen doen om ongelijkheid te verkleinen.
  • Als je klaar bent met deze paragraaf dan begrijp je welke nadelen het bbp/inwoner als maat van welvaart heeft.



Slide 5 - Slide

Van wereldwijd naar regionaal
We hebben de afgelopen lessen gekeken naar verschillen tussen landen
Deze paragraaf gaan we kijken naar de verschillen binnen landen zelf

Binnen landen is er namelijk veel ongelijkheid

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Formele en informele sector
  • De formele sector = Het officiële deel van de economie. De activiteiten in de formele sector vind je terug in de statistieken van de overheid. Dit zijn de inkomsten uit de primaire, secundaire en tertiaire sector.
  • De informele sector of scharreleconomie = Het niet-officiële deel van de economie, ook wel scharreleconomie genoemd. De activiteiten van deze sector komen meestal niet in de statistieken van de overheid terecht. Denk herbij aan een schoenpoetser of straatverkoper.

Slide 8 - Slide

Kenmerken formele sector:
  • telt mee voor het BBP
  • belasting betalen
  • vast inkomen
  • wel uitkering bij ziekte

Kenmerken informele sector:
  • niets officieel genoteerd
  • geen belasting betalen
  • wisselende inkomsten
  • geen uitkering bij ziekte

Slide 9 - Slide

De informele sector in beeld: Een messenslijper in Havana, de hoofdstad van Cuba (Van Dijk, 2016).
  • De rijkdom in de Verenigde Staten is oneerlijk verdeeld. 
  • Van iedere 100 dollar in de VS krijgt 90% van de bevolking 17 dollar.
  • De rest van het geld gaat naar de rijken en superrijken..
  • Deze grote verschillen noem je
    sociale ongelijkheid.

Slide 10 - Slide


Vraag: Welke conclusie kun je hieruit trekken?

Slide 11 - Slide

sociale ongelijkheid – Grote verschillen in inkomen tussen groepen mensen

Slide 12 - Slide

Sociale ongelijkheid
  • Verschillen in welvaart tussen groepen mensen.

Slide 13 - Slide

Sociale ongelijkheid
  • Voorbeeld VS
  • De rijkdom in de Verenigde Staten is oneerlijk verdeeld. 
  • Van iedere 100 dollar in de VS krijgt 90% van de bevolking 17 dollar.
  • De rest van het geld gaat naar de rijken en superrijken.
  • Alleen kijken naar het BBP/hoofd heeft dus nadelen, want het zegt niets over de verschillen binnen in een land!

Slide 14 - Slide

Regionale ongelijkheid 
Regionale ongelijkheid= grote verschillen in ontwikkelingsgraad binnen één land.
- Grote verschillen in welvaart en welzijn.

Wat betekenen de letters A, B en C?
Kies uit centrum - semiperiferie - periferie

Slide 15 - Slide

Regionale ongelijkheid = ruimtelijke ongelijkheid
Ongelijkheid tussen gebieden. 
  1. Centrum (meest ontwikkeld, koplopers)
  2. Semi-periferie (redelijk ver ontwikkeld, volgers)
  3. Periferie (ontwikkelingslanden, achterblijvers)
  • Deze verdeling in arm en rijk kun je ook vaak terug vinden binnen landen.
  • Dit heet: regionale ongelijkheid.

Slide 16 - Slide

Regionale ongelijkheid = ruimtelijke ongelijkheid
Door in te zoomen in een gebied, kun je de indeling van 
  1. Centrum (meest ontwikkeld, koplopers)
  2. Semi-periferie (redelijk ver ontwikkeld, volgers)
  3. Periferie (ontwikkelingslanden, achterblijvers)

    terug vinden binnen landen, maar ook binnen steden.

Slide 17 - Slide

Schaalniveaus
= de grootte van het gebied
dat je bekijkt.

Slide 18 - Slide

Bruto Regionaal Product/hoofd (brp)



Gemiddeld inkomen van een inwoner van een regio

Slide 19 - Slide

Regionale ongelijkheid in Mexico
Waar staan de letters A, B en C voor?
  • A = Centrum
  • B = Semi-periferie
  • C = Periferie
Wat is het gevolg?
Mensen trekken in arme landen van arme gebieden naar de rijkere gebieden in het land. Dus van C naar A of B en van B naar A.

Slide 20 - Slide

Regionale of sociale ongelijkheid? 

Slide 21 - Slide

Regionale of sociale ongelijkheid? 

Slide 22 - Slide

BRP China
BRP VS

Slide 23 - Slide

Wat is het verschil tussen de formele en de informele sector?

Slide 24 - Open question

Wat is het verschil tussen sociale ongelijkheid en regionale ongelijkheid?

Slide 25 - Open question

Vraag: 
Wat is dan nu het verschil tussen regionale ongelijkheid en sociale ongelijkheid? 
Antwoord: 
Regionale ongelijkheid is het verschil in  welvaart tussen verschillende gebieden.
Sociale ongelijkheid is het verschil in welvaart tussen verschillende groepen mensen in een gebied.

Slide 26 - Slide

Hoe kunnen we een land indelen op basis van welvaart?

Slide 27 - Open question

Waarom moet je uitkijken met het meten van welvaart aan de hand van het BBP/hoofd?

Slide 28 - Open question

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 29 - Quiz

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 30 - Quiz

Sloppenwijken
Sloppenwijk
Favela
Shanty town
Slums
krottenwijk

Slide 31 - Slide

Sloppenwijk
Een sloppenwijk of krottenwijk is een wijk waar mensen wonen die door geldgebrek of woningnood geen betere woning kunnen krijgen. 

  • Niet door de gemeente aangelegd
  • Materialen van plastic, karton en golfplaten

Slide 32 - Slide

Basisvoorzieningen:
  • gezondheidszorg
  • schoon drinkwater
  • onderwijs
  • onderdak 

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Wat kan een overheid doen om ongelijkheid te verkleinen?
  • belasting laten betalen
  •  uitkering betalen
  • de armeren ondersteunen met bijv. toeslagen en subsidies.

In Nederland is een goed sociaal stelsel, waardoor ongelijkheid kleiner is.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Leerdoelen gehaald?
  • Als je klaar bent met deze paragraaf dan ken je het verschil tussen ruimtelijke ongelijkheid en sociale ongelijkheid.
  • Als je klaar bent met deze paragraaf dan kun je met behulp van het brp gebieden indelen naar welvaart.
  • Als je klaar bent met deze paragraaf dan kun je uitleggen wat overheden kunnen doen om ongelijkheid te verkleinen.
  • Als je klaar bent met deze paragraaf dan begrijp je welke nadelen het bbp/inwoner als maat van welvaart heeft.



Slide 37 - Slide

Wanneer je de ongelijkheid binnen een land zichtbaar wil maken, kun je het best gebruik maken van ...
A
de human development index
B
het BBP/hoofd
C
het BRP/hoofd

Slide 38 - Quiz

Wat is regionale ongelijkheid? Kies het beste antwoord.
A
Regionale ongelijkheid zijn verschillen in ontwikkeling tussen gebieden / een land.
B
Ongelijkheid tussen culturen
C
Ongelijkheid binnen werelddelen
D
Ongelijkheid over de hele wereld gezien

Slide 39 - Quiz

2 beweringen:
1. Wanneer je in een land de regionale ongelijkheid zichtbaar wil maken op een kaart, dan moet je gebruik maken van het BRP/hoofd
2. Wanneer je de regionale ongelijkheid binnen Zuid-Amerika zichtbaar wil maken, dan gebruik je het BBP/hoofd

A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 40 - Quiz

Zijn er in sloppenwijken basisbehoeften?
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quiz

Wat is geen naam voor een sloppenwijk?
A
Favela
B
Slum
C
Township
D
Prisonville

Slide 42 - Quiz

Waar vind je sloppenwijken?
A
Bij Arabische steden
B
Bij elke grote stad
C
In arme landen
D
In rijke landen

Slide 43 - Quiz

Wat is een sloppenwijk?
A
Een wijk waar veel armoede heerst.
B
Wijk met huizen van slechte bouwmaterialen, zonder waterleiding, riolering of elektriciteit.
C
Een rijk gebied aan de rand van een stad.
D
Een klein dorpje buiten een stad, met minder dan 500 inwoners.

Slide 44 - Quiz

Waar kijk je naar als je elk land in de wereld een soort rapportcijfer geeft?
A
dan kijk je naar de ontwikkelingslanden
B
dan kijk je naar de vier basisvoorzieningen
C
dan kijk je naar de ontwikkelingslanden
D
dan kijk je naar de armoede

Slide 45 - Quiz

Het inkomen en de basisvoorzieningen zeggen wat over:
A
Het ontwikkelingspeil
B
Het klimaat
C
Het bnp
D
Het bnp per inwoner

Slide 46 - Quiz

Wat wordt er uitgedrukt met regionale ongelijkheid?
A
Verschil in inkomen tussen arm en rijk.
B
Verschil in basisvoorzieningen.

Slide 47 - Quiz