What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Grammatica herhaling 28 nov
Planning:
Uitleg
Zelf aan de slag
1 / 34
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
20 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Planning:
Uitleg
Zelf aan de slag
Slide 1 - Slide
Grammatica
Vandaag herhalen we:
Het werkwoordelijk gezegde (WWG)
Het onderwerp (OND)
Het lijdend voorwerp (LV)
Nieuw:
Splitsbare werkwoorden
Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Slide 2 - Slide
Splitsbaar werkwoord
Soms kan de persoonsvorm van een werkwoord gesplitst in de zin voorkomen.
Ruimt op
komt van het hele werkwoord
opruimen
.
Ruimt
en
op
horen bij elkaar en vormen samen één zinsdeel.
Slide 3 - Slide
Mijn vader laat elke avond de hond uit.
Wat is de pv?
A
laat uit
B
laat
C
uit
Slide 4 - Quiz
De docent kijkt de toets na.
Wat is de pv?
A
kijkt
B
kijkt na
C
na
Slide 5 - Quiz
Onderwerp - OND
Stap 1: Zoek de persoonsvorm
Stap 2: Staan er nog meer werkwoorden in de zin?
Stap 3: Wie/wat + wwg = het onderwerp
Slide 6 - Slide
Wat is het OND in de volgende zin:
De timmerman zaagt de planken.
A
de timmerman
B
zaagt
C
de planken
Slide 7 - Quiz
Wat is het OND in de volgende zin:
Straks kijk ik de oefening na.
A
straks
B
kijk na
C
ik
Slide 8 - Quiz
Lijdend voorwerp - LV
Stap 1: Zoek de persoonsvorm.
Stap 2: Staan er nog meer werkwoorden in de zin?
Stap 3: Wat is het onderwerp van de zin?
Stap 4: Wie/wat + onderwerp + wwg + = het lijdend voorwerp
Slide 9 - Slide
Wat is het LV in de volgende zin:
Kun je mij die lastige som uitleggen?
A
Kun
B
je
C
die lastige som
Slide 10 - Quiz
Wat is het LV in de volgende zin:
Mijn vader poetst zijn auto.
A
Mijn vader
B
zijn auto
C
poetst
Slide 11 - Quiz
Lidwoord - LW
Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
DE
jongen
HET
meisje
EEN
jongen en
EEN
meisje
Slide 12 - Slide
Zelfstandig naamwoord
Achter een lidwoord staat altijd een zelfstandig naamwoord.
de
JONGEN
het
MEISJE
een
JONGEN EN EEN MEISJE
Slide 13 - Slide
Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Je zet hier geen lidwoord voor. Bijvoorbeeld:
Indy, Limburg, Rotterdam, Efteling, Feyenoord, Máxima
Slide 14 - Slide
Je bewaart je geld in een....
A
portemonee
B
portemmonnee
C
portemmonee
D
portemonnee
Slide 15 - Quiz
Een ....... is een zomerse vrucht
A
ananas
B
annanas
C
anannas
D
annannas
Slide 16 - Quiz
Op mijn kamer ligt altijd veel ....
A
romel
B
rommel
C
romel
D
rommol
Slide 17 - Quiz
Een toetje met .... vind ik altijd heerlijk.
A
banaan
B
bannaan
C
baanaan
D
baanan
Slide 18 - Quiz
Die nieuwe Miss World is echt een ....
A
schoonheit
B
schoonheid
C
schoonhijt
D
schoonhijd
Slide 19 - Quiz
Het hoofd van de politie noem je de ....
A
comisaris
B
comissaris
C
commisaris
D
commissaris
Slide 20 - Quiz
eend + kroos =
A
eendenkroos
B
eendekroos
Slide 21 - Quiz
zon + hoed =
A
zonnenhoed
B
zonnehoed
Slide 22 - Quiz
reus + rad =
A
reuzerad
B
reuzenrad
Slide 23 - Quiz
maan + schijn =
A
maneschijn
B
manenschijn
Slide 24 - Quiz
groente + soep =
A
groentesoep
B
groentensoep
Slide 25 - Quiz
Zelf werken
Basis
en
Kader
Blok 2 Grammatica: 2.4 - 2.5 - 2.6 - 2.7
timer
15:00
Slide 26 - Slide
Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan.
Het meewerkend voorwerp geeft aan
aan of voor wie
iets is.
Slide 27 - Slide
Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp is iemand die
meewerkt
met het onderwerp. Het meewerkend voorwerp
ontvangt
iets.
Leon geeft een cadeau aan Emma.
Let op! Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp.
Slide 28 - Slide
Meewerkend voorwerp met 'aan'
Een meewerkend voorwerp kan beginnen met 'aan' of 'voor', maar dat hoeft niet altijd.
Als 'aan' of 'voor'
niet
aan het meewerkend voorwerp voorafgaat, kan je het 'erbij denken' / het toegevoegen.
Slide 29 - Slide
Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen
voor de trainer
.'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
Slide 30 - Quiz
Is dit een meewerkend voorwerp?
'Heeft de docent
jou
een voldoende gegeven?'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
Slide 31 - Quiz
Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan een streepje.
Zij heeft het mij toch verteld.
Slide 32 - Open question
Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan een streepje
Zij heeft hem het nieuwtje al verteld.
Slide 33 - Open question
Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan een streepje
Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?
Slide 34 - Open question
More lessons like this
Oefentoets taalverzorging mh1
February 2023
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
PV-WWG-OND-LV
28 days ago
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
MV + BWB
June 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
zinsontleding 20 21
June 2021
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica (wwg, ond, lv, mv, bwb)
October 2021
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Grammatica (wwg, ond, lv, mv, bwb)
November 2022
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Herhaling zinsontleding; wwg, ond, lv, mv, bwb - opdrachten h3a
March 2020
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
L11 Zinsdelen
April 2024
- Lesson with
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs