Schwache Verben

1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Hoe maak je een stam?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Wat is de stam van "spielen"?

Slide 9 - Open question

Wat is de stam van:
streicheln

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wir (spielen) gerne im Garten.
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen

Slide 18 - Quiz

Ihr (kaufen) gerne Schokolade.
A
kaufe
B
kaufst
C
kauft
D
kaufen

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Wat is de stam van "kommen"?

Slide 23 - Open question

er (kommen)
A
komt
B
kommt
C
kommst
D
kommen

Slide 24 - Quiz

Welk ezelsbruggetje kan je gebruiken bij de uitgangen van het werkwoord
A
Partytent
B
feesttenten
C
circustent
D
feestenten

Slide 25 - Quiz

Du (kaufen) einen Fisch.

Slide 26 - Open question

Wir (lieben) Meerschweinchen.

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Slide

Vervoeg het werkwoord  "sein"
bin
bist
ist
sind
seid
sind
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 29 - Drag question

Vervoeg het werkwoord  "haben"
habe
hast
hat
haben
habt
haben
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 30 - Drag question

"haben" en "sein" in de verleden tijd
Overzicht op blz. 27
Aan de slag
Maak de volgende opdrachten:
Opdracht 17 op blz. 27
Opdracht 18 op blz. 28

Slide 31 - Slide