- De persoon is niet meer in staat om onderscheid tussen vroeger en nu te maken of tussen bekende en onbekende.
- Het heden en het verleden lopen steeds meer door elkaar
- Situaties roepen herinneringen op uit het verleden en er ontstaat verwarring
- Reacties en gevoelens in deze fase kunnen zijn: angst, identiteitsverlies, verdwaald zijn, het verzamelen van voorwerpen, onbekenden als bekende zien en leven in het verleden