les verbes pronominaux

Place Charles de Gaulle, Poitiers
les verbes pronominaux
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Place Charles de Gaulle, Poitiers
les verbes pronominaux

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui 

GRAMMAIRE A
Les verbes pronominaux (de wederkerende werkwoorden) 

Slide 2 - Slide

Les verbes pronominaux
Net als in het Nederlands heeft het Frans ook wederkerende werkwoorden (werkwoorden die met een wederkerend voornaamwoord gecombineerd kunne worden)

                  Ik was me                                           Je  me lave                  

Slide 3 - Slide

Les verbes pronominaux
In het Nederlands gaat het wederkerend voornaamwoord NA het werkwoord. 

Ik herinner me

Slide 4 - Slide

Les verbes pronominaux
Maar in het Frans gaat het wederkerend voornaamwoord VOOR het werkwoord. 
 
Ik herinner me                                            Je me souviens

zich herinneren                                                    se souvenir 

Slide 5 - Slide

Les verbes pronominaux
Je
me
je me lave
Ik was me 
Tu
te
tu te laves
Je wast je
Il / Elle/ On
se
il se lave
Hij/Zij wast zich
Nous
nous
nous nous lavons
We wassen ons
Vous
vous
vous vous lavez
Jullie wassen je
Ils / Elles 
se
elles se lavent
Ze wassen zich

Slide 6 - Slide

Les verbes pronominaux
Let op : Als het werkwoord met een klinker begint : 

Je
m'
Je m'amuse
Ik amuseer me
Tu
t'
Tu t'amuses
Je amuseert je
Il / Elle / On 
s'
On s'amuse
Hij/Zij amuseert zich
Ils / Elles
s'
Ils s'amusent
Zij amuseren zich

Slide 7 - Slide

Werkwoorden op -er in présent
Hele werkwoord -er = stam            Stam + uitgang
Je + e
Tu + es
Il /elle/on + e
Nous + ons
Vous + ez
Ils/elles + ent 

Slide 8 - Slide

Vul in
"Je (...) souviens" (Ik herinner me)

Slide 9 - Open question

Vul in
"Tu (...) laves" (Je wast je)

Slide 10 - Open question

Vul in
"On ( ... ) enfuit" (We lopen weg)

Slide 11 - Open question

Vul in
"Nous (...) préparons" (We bereiden ons voor)

Slide 12 - Open question

Vul in
"Vous (...) exprimez" (Jullie drukken je uit)

Slide 13 - Open question

Vul
"Ils (...) noient"(Ze verdrinken )

Slide 14 - Open question

Les verbes pronominaux 
In ontkennende zinnen - standaard:

ne (n') + werkwoord + pas 

Je sais.                              Je ne sais pas. 


Slide 15 - Slide

Les verbes pronominaux 
In ontkennende zinnen met wederkerende werkwoorden: 

ne + voornaamwoord + hulpwerkwoord + pas

Ik amuseer me niet                                  Je ne m'amuse pas 



Slide 16 - Slide

Mettez dans le bon ordre:
se-ne-pas-il-baigne

Slide 17 - Open question

Mettez dans le bon ordre:
souviens-je-me-ne-pas

Slide 18 - Open question

Mettez dans le bon ordre:
nous-nous-ne-pas-inquiétons

Slide 19 - Open question

Passé composé 
- De wederkerende werkwoorden hebben altijd als hulpwerkwoord : être. En om die reden dus ook soms een extra e, s, es.  

"Je me suis levé" 
"Elle s'est préparée" 
"Nous nous sommes inquiétés" 


Slide 20 - Slide

Welke zin is correct ?
A
Je suis me lavé.
B
Je me suis lavé.
C
J'ai me lavé.
D
Je me ai lavé.

Slide 21 - Quiz

Welke zin is correct ?
A
Nous nous sommes préparé.
B
Nous sommes nous préparés.
C
Nous nous avons préparés.
D
Nous nous sommes préparés.

Slide 22 - Quiz

Les verbes pronominaux 
Voor de ontkennende zinnen met le passé composé : 

"Je ne me suis pas levé" 

Dus nog steeds: 
ne + wederkerend voornaamwoord + hulpwerkwoord (+rest)

Slide 23 - Slide

Welke zin is correct ?
"Ik heb me geen zorgen gemaakt"
A
Je ne me suis inquiété pas
B
Je me ne suis inquiété pas
C
Je ne me suis pas inquiété
D
Je suis ne me pas inquiété

Slide 24 - Quiz

Welke zin is correct ?
"We hebben ons geen zorgen gemaakt"
A
Nous ne nous sommes pas inquiétés
B
Nous nous ne sommes pas inquiétés
C
Nous ne nous sommes inquiétés pas
D
Nous sommes ne pas nous inquiétés

Slide 25 - Quiz

Let op ! 
Sommige wederkerende werkwoorden zijn niet wederkerend in het Nederlands, maar wel in het Frans. Zoals: 
wakker worden = se réveiller
in slaap vallen = s'endormir
naar bed gaan = se coucher
opstaan = se lever 
heten = s'appeler
weggaan = s'en aller
trainen = s'entraîner

Slide 26 - Slide