V1 Leesvaardigheid 3 Overtuigen en beschouwen v1at 21 9

Welkom V1A(t)



Leesvaardigheid 3
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom V1A(t)



Leesvaardigheid 3

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Dagopening
  2. 10 minuten lezen
  3. Huiswerkopdrachten opdr 1 t/m 5 bespreken
  4. Opdrachten maken 
  5. Leerdoelencheck / leerwerkcheck Leesvaardigheid 2
  6. Leesvaardigheid 3 Overtuigen en beschouwen
  7. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

Leesvaardigheid 3: Overtuigen en beschouwen
Lesdoel: Je leert wat overtuigende en beschouwende teksten zijn en welke doelen een schrijver hiermee heeft. 

Dus we leren deze les nog twee tekstdoelen en tekstsoorten naast het tekstdoel informeren en de tekstsoort informerende tekst. 

Slide 4 - Slide

Opdracht 1 t/m 5 bespreken

Slide 5 - Slide

Opdrachten maken
Maak opdracht 8 en 9 in je schrift. Voor deze opdracht heb je ongeveer 10 minuten de tijd. Je mag zachtjes overleggen met je buur. Ben je klaar, ga nog even lezen in je leesboek.

Slide 6 - Slide

Wat is filmtoerisme? (vraag 8a)

Slide 7 - Mind map

Waarom is filmtoerisme zo belangrijk voor fans? (vraag 8b)

Slide 8 - Mind map

Hoe heeft Waysdorf filmtoerisme onderzocht? (vraag 8c)

Slide 9 - Mind map

Waarom is niet iedereen blij met filmtoerisme? (vraag 8d)

Slide 10 - Mind map

Zie jij jezelf ooit aan filmtoerisme doen of heb je dat al gedaan? (vraag 8e)

Slide 11 - Mind map

Waarom is de tekst 'Filmtoerisme' een informerende tekst? (vraag 9a)

Slide 12 - Mind map

Was de informatie voor jou helemaal nieuw of wist je er al iets vanaf? (vraag 9b)
A
Helemaal nieuw
B
Ik wist er al iets vanaf

Slide 13 - Quiz

Omschrijf in je eigen woorden wat 'informatie' eigenlijk is. (vraag 9c)

Slide 14 - Mind map

Noem twee voorbeelden van informerende teksten.

Slide 15 - Mind map

Herhalen
Lees nog een keer de theorie op blz. 10.

Slide 16 - Slide

Informeren

Slide 17 - Mind map

Wat is het doel van een informerende tekst?
A
de lezer informatie geven
B
de lezer iets 'leren'
C
de lezer feiten geven
D
de lezer iets leuks laten lezen

Slide 18 - Quiz

Waar of niet waar?
Een informerende tekst is objectief en bevat weinig feiten.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Is dit een
informerende
tekst?
A
ja, want de tekst 'leert ' je iets
B
ja, want de tekst geeft informatie
C
nee, want er zit heel duidelijk een mening in
D
nee, want de tekst bevat geen feiten

Slide 20 - Quiz

Leesvaardigheid 3: Overtuigen en beschouwen
Doel: Je leert wat overtuigende en beschouwende teksten zijn en welke doelen een schrijver hiermee heeft. 

Dus we leren deze les nog twee tekstdoelen en tekstsoorten naast het tekstdoel informeren en de tekstsoort informerende tekst. 

Slide 21 - Slide

Weet je al wat overtuigen is? Wanneer overtuig je?

Slide 22 - Mind map

Overtuigen
In een overtuigende tekst staat de mening van de schrijver centraal.

De schrijver wil de lezer overtuigen van zijn gelijk. 

Dit doet de schrijver met argumenten (redenen). 

Voorbeelden: recensie, ingezonden brief, column

Slide 23 - Slide

Weet je al wat beschouwen is? Wanneer beschouw je?

Slide 24 - Mind map

Beschouwen
Met een beschouwende of opiniërende tekst zorgt de schrijver ervoor dat de lezer zelf een mening kan vormen over het onderwerp.

De schrijver kan voor- en nadelen geven of verschillende meningen van deskundigen. 

Voorbeelden: sommige krantenartikelen en tijdschriftartikelen

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Het uur U. Waarom we nu moeten ingrijpen om het milieu te redden.
A
beschouwend
B
overtuigend

Slide 27 - Quiz

Lekker laten uitslapen! Hoe nieuwe inzichten in het puberbrein de lesroosters zouden moeten beïnvloeden.
A
beschouwend
B
overtuigend

Slide 28 - Quiz

Huiswerk maken: overschat of broodnodig?
A
beschouwend
B
overtuigend

Slide 29 - Quiz

Leraar: een beroep met vele gezichten.
A
beschouwend
B
overtuigend

Slide 30 - Quiz

Daarom duurzaam.
A
beschouwend
B
overtuigend

Slide 31 - Quiz

IJsberenarlarm! De zin en onzin van klimaatverandering.
A
beschouwend
B
overtuigend

Slide 32 - Quiz

Mening & argumenten
Ik vind dat een goede docent, omdat hij goed uitlegt.
Volgens mij is hij een goede docent, omdat hij goed orde kan houden.
Hij legt goed uit, dus is hij is een goede docent.
Aan welke woorden herken je een mening?

Slide 33 - Slide

Opdrachten maken
  • Maak opdracht 3 & 4 op pagina 15 van je boek. 
  • Je krijgt voor het maken van deze opdrachten 20 minuten de tijd, daarna bespreken we de antwoorden. 
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.
timer
20:00

Slide 34 - Slide

Opdracht 4 nakijken
a De vragensteller vindt dat haar dochter van 19 gewoon moet meebetalen aan het huishouden.
b De vragensteller ondersteunt haar mening met drie argumenten: (1) haar dochter is een werkende medebewoner, (2) het bedrag dat ze vraagt is veel lager dan de huur bij een ander en (3) haar dochter kan het bedrag makkelijk betalen van haar loon.
c De dochter vindt het belachelijk dat ze moet meebetalen aan het huishouden.
d De dochter ondersteunt haar mening met twee argumenten: (1) niemand van haar vrienden hoeft iets te betalen en (2) haar moeder moet het gewoon fijn vinden dat ze bij haar wil wonen.
e De tekst is beschouwend. De schrijver beschrijft namelijk twee verschillende meningen: haar eigen mening en die van haar dochter. Hierdoor heeft de lezer de mogelijkheid om zelf een mening te vormen over het onderwerp. De schrijver maakt dit zelfs expliciet met de vraag ‘wat vindt u?’.

Slide 35 - Slide

Waar of niet waar?
Bij een beschouwende tekst mag de lezer zelf een mening vormen.
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quiz

Wat is het doel?
Nexit, goed idee of niet?
A
informeren
B
beschouwen
C
overtuigen

Slide 37 - Quiz

Wat is het doel?
Dit is waarom sociale media een slechte invloed op jongeren heeft.
A
informeren
B
beschouwen
C
overtuigen

Slide 38 - Quiz

Wat is het verschil tussen een informerende en een overtuigende tekst?
A
Bij een informerende tekst komt de mening van de schrijver minder naar voren dan bij een overtuigende tekst.
B
In een informerende tekst heb je alleen feiten, bij een overtuigende tekst alleen meningen.
C
Een informerende tekst is helemaal objectief en een overtuigende tekst helemaal niet.

Slide 39 - Quiz

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: do 28 september
  • Huiswerk: maken opdr. 6 en 7 (p. 17) + leren p. 10 en 14
  • Meenemen: leesboek, boek, pen, schrift en LAPTOP
  • Programma: leesvaardigheid 4

Slide 40 - Slide