Spelling: thema 3

• Spelling
• Lager onderwijs

spelling: thema 3

Wat leerden we?

De apostrof

WR- woorden

• WR-woorden 

Je hoort een VR maar schrijft een WR

wrat, wrak, wraak, wreed,...

• VR-woorden

Je hoort een VR en schrijft een VR

vriendschap, vreselijk, vriendelijk,...

Werkwoorden in de T.T.

Dictee

1. wreugde
2. vreugde

Dictee

1. vriemelen
2. wriemelen

Dictee

1. bevriezen
2. bewriezen

Dictee

1. autowrak
2. autovrak

Dictee

1. vroeging
2. wroeging

Dictee

1. vroeging
2. wroeging

Schrijf het woord opnieuw maar dan korter. (zijn)

Schrijf het woord opnieuw maar dan korter. (des morgens)

Schrijf het woord opnieuw maar dan korter. (het is)

Schrijf het woord opnieuw maar dan korter. (mijn)

Schrijf het woord opnieuw maar dan korter. (mijn)

Welke zin klopt?

1. 'S morgens poets in mijn tanden.
2. 's Morgens poets in mijn tanden.

Welke zin klopt?

1. 't Is donderdag vandaag.
2. 'T is donderdag vandaag.

Schrijf het woord in het meervoud. (baby)

Schrijf het woord in het meervoud. (auto)

Schrijf het woord in het meervoud. (café)

Welk werkwoord hoort thuis in de zin?
Jonas ...... elke dag met de fiets.

1. reid.
2. reidt
3. rijdt
4. rijd

Welk werkwoord hoort thuis in de zin?
Ik ........ de kaarten door elkaar.

1. schudt.
2. schud
3. schut
4. schuut

Welk werkwoord hoort thuis in de zin?
Onze kachel ...... elke avond.

1. brandt
2. braad
3. brant
4. brand

Welk werkwoord hoort thuis in de zin?
Ik ...... dat jij een mooie rok draagt.

1. vindt
2. vind

Oefenen maar!

1. Neem je wisbordje
2. Dicteer 5 woorden uit je boek (spelling p 2-15)
3. Verbeter grondig
4. Wissel van rol

dun

blij

stout

klein

boos

groot

dik

flink