Vendredi le 22 avril

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Presque les vacances ..

Le programme

- nakijken teksten 8 & 9

- oefenen met ww courir

- maken les 7 opdracht 85 tm 88

  Courir 

Bestudeer op bladzijde 69 van je tekstboek het werkwoord courir

Traduis:
courir

1. koerier
2. rennen
3. grapjes maken
4. kort

(courir / futur simple)
Tu .............. super vite!

1. couriras
2. courras
3. couras
4. courres

Wat is de goede vorm?
Je (courir, futur)

1. ai couru
2. courais
3. courrai
4. courrais

Wat is de goede vorm?
Tu (courir, présent)

1. conduis
2. conduit
3. cours
4. court

Wat is de goede vorm?
Je (courir, conditionnel)

1. ai couru
2. courais
3. courrai
4. courrais

Welke vorm is de futur proche?

1. Ils courent
2. Ils vont courir
3. Ils couriront
4. Ils ont couru

(courir / passé composé)
............. le marathon de Rotterdam!

1. je cours
2. je courais
3. j'ai courru
4. j'ai couru

On (courir, imparfait)

1. courait
2. courrait

Waar gaat tekst 8 over

Tekst 8 opdracht 20

1. a
2. b
3. c
4. d

Tekst 8 opdracht 21

1. a
2. b
3. c
4. d

Tekst 8 opdracht 22

Tekst 9 opdracht 23

Tekst 9 opdracht 24

1. et pourtant
2. quand' (étais)
3. J'avais (peur)

tekst 9 opdracht 25

1. a
2. b
3. c
4. d

Tekst 9 opdracht 26

1. a
2. b
3. c
4. d

Tekst 9 opdracht 27

Maintenant

* les 7 chapitre 3 opdrachten 85 tm 88

* Teksten 10 & 11 maken

* test jezelf chapitre 4 online maken

* les 7 chapitre 3 opdrachten 85 tm 88

* Teksten 10 & 11 maken

Bonnes vacances!