H5.2: Het land van de moesson

Welkom!
Ga zitten, start je Chromebook op en ga naar LessonUp
Nee, ik heb geen Chromebook oplader, regel het zelf
Leg je schrift en pen op tafel voor aantekeningen straks


Hier de film Shrek voor tijdens het wachten
1 / 49
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga zitten, start je Chromebook op en ga naar LessonUp
Nee, ik heb geen Chromebook oplader, regel het zelf
Leg je schrift en pen op tafel voor aantekeningen straks


Hier de film Shrek voor tijdens het wachten

Slide 1 - Slide

Klimaatsysteem van Köppen

Slide 2 - Mind map

Landschap en klimaat
India heeft veel verschillende landschappen en klimaten:

- Himalayagebergte: EH
   -> noorden, toppen van > 8.000 m met sneeuw en ijs 
- Gangesvlakte: Cw
   -> dichtbevolkt, heel vruchtbaar
- Tharwoestijn: BW
   -> noordwesten, droog klimaat
- Hoogland van Dekan: BS
   -> hoogvlakte (> 500 m), in de regenschaduw van de 
        West-Ghats, steppe en savanne
- Kustvlakten: Aw
   -> smal, dichtbevolkt, westkust: tropisch regenwoud

Slide 3 - Slide

Klimaatsysteem van Köppen
5 klimaatzones van Köppen met hoofdletters:
A tropisch klimaat
B droog klimaat
C zeeklimaat (maritiem klimaat)
D landklimaat (continentaal klimaat)
E koud klimaat (poolklimaat of polair klimaat)

A,C,D,E = op basis van temperatuur
B = op basis van neerslag

Slide 4 - Slide

Klimaatsysteem van Köppen
Onderverdeling met extra letters:

B-klimaat: extra hoofdletters:
- BS (250-500 mm per jaar) = steppe
- BW (< 250 mm per jaar) = woestijn

E-klimaat: extra hoofdletters:
- EF = (eeuwige) sneeuw in poolgebieden
- EH = (eeuwige) sneeuw in hooggebergte
- ET = toendra





Slide 5 - Slide

Klimaatsysteem van Köppen



A,C,D-klimaten: extra kleine letters:
- f = fehlt (= ontbreekt): droge tijd ontbreekt,  hele jaar neerslag
- s = sommer (= zomer): droge zomer
- w = winter (= winter): droge winter






Slide 6 - Slide

Handigheidje
Kenmerken:
A = altijd gemiddeld warmer dan 18 graden
B = minder dan 500mm neerslag
C = koudste maand gemiddeld warmer dan -3 
        warmste maand  gemiddeld warmer dan 10
D = koudste maand gemiddeld kouder dan -3
        warmste maand gemiddeld warmer dan 10
E = warmste maand gemiddeld kouder dan 10

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Wat is een kenmerk van een A (tropisch) klimaat?
A
Altijd warmer dan 18°C
B
In de winter tussen -3°C en +18°C
C
In de winter kouder dan -3°C
D
Altijd kouder dan 10°C

Slide 9 - Quiz

Wat is een kenmerk van een B (droog) klimaat?
A
Tussen de 500 en 750mm neerslag
B
Altijd minder dan 500mm neerslag
C
Altijd minder dan 250mm neerslag
D
Tussen de 0 en 250mm neerslag

Slide 10 - Quiz

Wat is een kenmerk van een C (zee) klimaat?
A
Altijd warmer dan 18°C
B
In de winter tussen -3°C en 's zomers +18°C
C
In de winter kouder dan -3°C
D
Altijd kouder dan 10°C

Slide 11 - Quiz

Wat is een kenmerk van een D (land) klimaat?
A
Altijd warmer dan 18°C
B
In de winter tussen -3°C en +18°C
C
In de winter kouder dan -3°C
D
Altijd kouder dan 10°C

Slide 12 - Quiz

Wat is een kenmerk van een E (koud) klimaat?
A
Altijd warmer dan 18°C
B
In de winter tussen -3°C en +18°C
C
In de winter kouder dan -3°C
D
Altijd kouder dan 10°C

Slide 13 - Quiz

Bij welke hoofdletters kan er een kleine letter (f, s of w) volgen?
A
A, D, E
B
A, B, C
C
A, B, E
D
A, C, D

Slide 14 - Quiz

Bij welke hoofdletters kan er een grote letter (S, W, T, F, H) volgen?
A
A, C
B
A, B, E
C
E, B
D
A, C, D

Slide 15 - Quiz

Welk klimaat hoort bij EF?
A
Koud klimaat met het hele jaar neerslag
B
Koud klimaat met altijd sneeuw
C
Toendra
D
Hooggebergte

Slide 16 - Quiz

Je ziet straks klimaatgrafieken voorbij komen, welke klimaten volgens Köppen horen erbij?

Slide 17 - Slide


A
Cs
B
Cf
C
Dw
D
Df

Slide 18 - Quiz


A
As
B
Af
C
Cf
D
Cs

Slide 19 - Quiz


A
Cs
B
Cw
C
Df
D
Dw

Slide 20 - Quiz


A
Dw
B
BS
C
BW
D
ET

Slide 21 - Quiz


A
Af
B
Df
C
Cs
D
Cf

Slide 22 - Quiz


A
Df
B
Cf
C
ET
D
EH

Slide 23 - Quiz


A
Af
B
Df
C
Cs
D
Cf

Slide 24 - Quiz

Korte instructie + verwerken
Wat moet je doen? 5.2 -> opdr 1 en 3

                Hoelang? Zie timer

                 Met wie? Zie stoplicht

Klaar? Lees basisboek B73 (online)


timer
0:00
Rood = Stil, geen vragen

Oranje = Stil, vragen aan docent

Groen = Samenwerken, vragen aan docent

Slide 25 - Slide

De grote windsystemen
Op aarde zijn gebieden met een vast:
- hogedrukgebied (maximum)
- lagedrukgebied (minimum)

Evenaar: tropisch minimum
   -> warme, stijgende lucht

30⁰ breedte: subtropisch maximum
60⁰ breedte: subpolair minimum

Polen: polair maximum
   -> koude, dalende lucht


De grote windsystemen

Slide 26 - Slide

De grote windsystemen
Vaste maxima en minima + wet van Buys Ballot -> grote windsystemen met de juiste richting

Drie grote windsystemen:
- passaten: oostenwinden tussen de evenaar en 30⁰ breedte

westenwinden: tussen 30⁰ breedte en 60⁰ breedte

- poolwinden: tussen 60⁰ breedte en 90⁰ breedte
De grote windsystemen

Slide 27 - Slide

Verandering windrichting
Van aanlandig naar aflandig;

Slide 28 - Slide

Ik beheers het leerdoel:
- ik ken de verschillende landschappen en klimaten in India
Ja
Grotendeels
Een beetje
Nee

Slide 29 - Poll

Hoe goed heb je de les begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Wat zou je je eigen inzet deze les geven?
0100

Slide 31 - Poll

Leerdoel 5.2 les 2
Aan het einde van de les:
- Weet je wat oorzaken en gevolgen zijn van moessonregens
- Weet je wat de oorzaken zijn van de recente waterproblemen


Slide 32 - Slide

India: hele jaar warm, behalve in de Himalaya. 
   -> geen grote temperatuurverschillen zomer en winter

Wel grote verschillen in neerslag gedurende een jaar: natte en droge tijd
   -> oorzaak: moesson = halfjaarlijks van richting wisselende wind.


Moesson

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Map

Slide 35 - Video

Moesson
Natte tijd: zomer op het noordelijk halfrond (juni, juli, augustus)

Hoe ontstaan de moessonregens?
1 de hoge temperatuur zorgt voor opstijgende lucht
2 het tekort aan lucht aan de grond (lagedrukgebied) wordt aangevuld met aanlandige wind uit het zuidwesten
3 boven land stijgt die lucht op, koelt af en er vormen zich regenwolken
4 de neerslag valt vooral als stuwingsneerslag aan de Indiase westkust en in de Himalaya

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Moesson
Droge tijd: winter op het noordelijk halfrond (december, januari, februari)
1 hogedrukgebied boven Azië
2 droge, aflandige noordoostenwind
3 weinig neerslag in India

Slide 38 - Slide

Moesson
De moesson is essentieel voor de landbouw en watervoorziening in India.
   -> door klimaatverandering: veel meer of veel minder neerslag

• Gevolgen: overstromingen en aardverschuivingen
    -> steeds heftiger
   -> vooral in het stroomgebied van de Ganges en de Brahmaputra

Slide 39 - Slide

Moesson
Afgelopen jaren (extreme) waterschaarste in India door:
- de landbouw (vooral tarwe en rijst): verbruikt 80% van het water
- gebrek aan strenge regelgeving
- lekkende waterpijpen
- illegale bouw 
- zeer snel groeiende bevolking
- minder neerslag (vooral in de winter)

Slide 40 - Slide

Stuwingsregen
Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte = stuwingsregen
• Loefzijde vochtige lucht stijgt op, koelt af, brengt veel neerslag
• Lijzijde / regenschaduw lucht daalt, warmt op en het wordt droog

Slide 41 - Slide

Stijgingsregen
Evenaar -> altijd warm -> warme lucht stijgt op -> koelt af -> kan minder waterdamp bevatten -> stijgingsregen -> A klimaat

Rond 30º -> dalende lucht -> warmt op -> warme lucht kan meer waterdamp bevatten -> de bewolking lost op -> droog -> B klimaat

Slide 42 - Slide

Atlaskaarten

Slide 43 - Slide

Nat of droog?
En waarom?

Slide 44 - Slide

Zuidwestmoesson (regenseizoen)

Slide 45 - Slide

Sleep de moesson naar het juiste plaatje!
Zomer moesson
Winter moesson

Slide 46 - Drag question

India heeft droge winters en natte zomers. Dat komt door de moesson. Wat is deze moesson?
A
Een storm vanuit de Himalaya
B
Een hittegolf
C
Een vochtige zeewind in de zomer vanaf de Indische oceaan
D
Een orkaan met veel onweer en neerslag

Slide 47 - Quiz

Korte instructie + verwerken
Wat moet je doen? Opdracht 
             
Met wie? Zie stoplicht

Klaar? Maak een samenvatting in je schrift van deze paragraaf
timer
15:30
Rood = Stil, geen vragen

Oranje = Stil, vragen aan docent

Groen = Samenwerken, vragen aan docent
Korte instructie + verwerken
Wat moet je doen? De opdrachten van H5.2

Hoelang?
Met wie? 


Klaar? Oefen topo via seterra, of worldguessr/geoguessr

Slide 48 - Slide

Ik beheers het leerdoel:
- Weet je wat oorzaken en gevolgen zijn van moessonregens
- Weet je wat de oorzaken zijn van de recente waterproblemen
Ja
Grotendeels
Een beetje
Nee

Slide 49 - Poll