Les 9 kleuren en kledingstukken

1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

leerdoelen deze les:
  • ik ken de kleuren in het Spaans 
  • ik kan iemands uiterlijk beschrijven

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Vul het blad Persoonskenmerken in
Hoe zeg je in het Spaans:
- Hij is heel erg dik 
      - zij is een beetje gesloten
         - zij zijn een beetje verlegen

Antwoorden
- El es muy gordito
- Ella es un poco cerrada
-Ellos son un poco tímidos

Slide 4 - Slide

las palabras
llevar gafas
llevar guantes
llevar sombrero
llevar una camiseta/blusa

tener ojos grandes
 tener la nariz grande/pequeño
tener los ojos verdes/azules/marrones
tener orejas grandes/pequeños
tener la boca grande

tener
hebben
yo
tengo
tú 
tienes
él
tiene
nosotros
tenemos
vosotros
tenéis

ellos
tienen
llevar
dragen
yo
llevo
tú 
llevas
él
lleva
nosotros
llevamos
vosotros
lleváís

ellos
llevan

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

vocabulario
Pantalones largos = lange broek

Pantalones cortos = korte broek
Pantalones rojos = rode broek
Falda amarilla = gele broek
Pantalones vaqueros = spijkerbroek
 




Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

KLEDING EN UITERLIJKE KENMERKEN
Wat heb je aan?
llevar gafas = een bril dragen
llevar guantes= handshoenen dragen
llevar sombrero = een hoed dragen
llevar una camisa /blusa = een blouse dragen
Pantalones largos = een lange broek
Pantalones cortos = een korte broek
Pantalones rojos = een rode broek
Falda roja = een rode rok
Pantalones vaqueros = spijkerbroek
Una camisa con mangas largas = ...
Una camisa con mangas cortas =...

Hoe zie je eruit?
tener ojos grandes = grote ogen hebben
tener la nariz grande/pequeño = grote/kleine neus hebben
tener los ojos verdes/azules/marrones = ... ogen hebben
tener orejas grandes/pequeños = grote/kleine oren hebben
tener la boca grande =een grote mond hebben


























Slide 9 - Slide

beschrijf de volgende personen
1.

Slide 10 - Slide

vertaal
1. Zij draagt een bril
2. Hij draagt een hoed
3. Zij hebben kleine oortjes
4. Jij draagt handschoenen

Slide 11 - Slide

¡A dibujar!
  • el chico lleva gafas, pantalones cortos de color rojo y una camiseta amarilla
  • la chica lleva una falda corta, de color verde, una blusa de color violeta
  1. Verzin voor de 2 andere popetjes zelf kleding

Slide 12 - Slide

Maak opdracht 6 en 7 página veintiuno

Slide 13 - Slide

kijk naar de beschrijving en maak een compositietekeing van de volgende personen
1. El es gordito, es mayor, es rubio y es serio
2. Ella is alta, delgada, peliroja y alegre
3. Él es joven, bajo, guapo y moreno
4. Ella es morena, baja, deportista y delgada


compositietekening

Slide 14 - Slide

Maak opdracht 4 página 20

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

DEBERES:
                            leer de woordjes Persoonskenmerken voor de volgende les op 23 juni

Slide 17 - Slide

¿Cómo has trabajado hoy en clase?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Slide 21 - Slide


Once
Doce
Trece
Catorce
Quince
Dieciséis
Diecisiete
Dieciocho
Diecinueve
Veinte

Slide 22 - Slide

¿Cuál es tu numero de teléfono?
Mi número es el 06-...…..

Slide 23 - Slide

18
14
15
9
4
20
dieciocho
cuatro
catorce
quince
nueve
veinte

Slide 24 - Drag question