Het is winter. Ik draag een jas, handschoenen, een sjaal en een muts. In huis trek ik mijn jas en mijn schoenen uit. Met kerst trek ik een mooie jurk aan en hakken.
Es el invierno. Llevo un abrigo, guantes, una bufanda y un gorro. En casa me quito mi abrigo y mis zapatos. En navidad me pongo un vestido bonito y unos tacones.