4B4 - les 5 - (past simple, present perfect, present simple)

Welcome back!
Welcome.

Today:
Recap (herhaling) of the past simple and the vocab!
1 / 39
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welcome back!
Welcome.

Today:
Recap (herhaling) of the past simple and the vocab!

Slide 1 - Slide

Today's lesson
BB/KB
Maken 1.2 A, B, C, D, E

TL
Grammar uitleg
present simple 
oefenbrief verbeteren




Allemaal:
Grammatica uitleg past simple en present perfect

Slide 2 - Slide

1.2 Grammar D 

Past Simple

Gebruik je al iets in het verleden gebeurd is en nu is afgelopen. 


Slide 3 - Slide

Past Simple - Regular Verbs
Je gebruikt '-ed' achter een regular verb (=regelmatig ww)

I walk -> I walked
He walks -> He walked
They walk -> They walked

Slide 4 - Slide

Past Simple - Regular verbs

Spelling:
Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + -y, dan verandert de -y in -ie:

  • I carry - I carried

Let op, er verandert niets als het werkwoord eindigt op klinker + -y:

  • I play - I played

Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:

  • I live - I lived

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:

  • I drop - I dropped

Slide 5 - Slide

Past Simple - Irregular verbs
Sommige werkwoord zijn in het Engels 'irregular' (=onregelmatig),  zij krigen niet  '-ed' op het einde, maar hebben een eigen vorm.

To write -> wrote; I wrote her a letter last week
to go -> went; He went to Italy last year
to make -> made: They made a very nice meal two days ago

Slide 6 - Slide

Past Simple - Irregular verbs
Er zijn geen regels voor onregelmatige werkwoorden. Deze moet je uit je hoofd leren.

Slide 7 - Slide

Past Simple - Questions/negations
Vragen-> Did + hele werkwoord
Did you walk to school yesterday?

Ontkenningen -> didn't + hele werkwoord
You didn't walk to school yesterday.

Slide 8 - Slide

Past Simple - Signal word
In Dutch signal words are called 'signaal woorden'  
Deze woorden helpen je om te zien of iets in het verleden gebeurd is.
  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007

Slide 9 - Slide

1.2 Grammar D 
Present Perfect (=voltooide tijd)


Wanneer:
Als iets in het verleden is begonnen en nu                        nog doorgaat of zo is.



Hoe:
2 woorden: have / has + voltooid deelwoord
            = ww+ed (regelmatige ww)
            = 3e rij  (onregelmatige ww)
VB: We have lived here for 5 years.
       We wonen hier al 5 jaar.

Signaalwoorden: for - since

Slide 10 - Slide

Uitzonderingen, let op!!

Als iets in het verleden is gebeurd, maar het resultaat is nu heel duidelijk of belangrijk, dan gebruik je toch de PRESENT PERFECT ook al is het al afgelopen.

 VB Why is he in prison?                        He has murdered his sister.
 VB What happened?                              I have broken my leg.


Slide 11 - Slide

Today's lesson
BB/KB
Maken 1.1 A, B, C, D, E

TL
Grammar uitleg
present simple 
oefenbrief bespreken




Allemaal:
Grammatica uitleg past simple en present perfect

Slide 12 - Slide

Present Simple
SHIT:  he/she/it = WW+S
Questions:  am/are/is vooraan + ?                            (Are they happy?)
Questions: do vooraan, ? achteraan              (Do they like English?)
Qustions SHIT: does vooraan, ww -s, + ?          (Does she like him?)
Negations: am/are/is + not       (She is not happy, she isn't happy)
Negations: don't voor WW                               (They don't like English)
Negations: doesn't voor WW - s eraf               (She doesn't like him)

Slide 13 - Slide

The Present Simple
Questions

Om een vraagzin te maken in present simple, plaats je do voor aan de zin: 

 You like ice cream.     wordt      Do you like ice cream?




Slide 14 - Slide

The Present Simple
Questions

Als de persoon 'he/she/it' is, gebruik je does
Achter het hele werkwoord komt dan geen 's'!

Bob plays football.          wordt        Does Bob play football?




Slide 15 - Slide

You go to school.

Slide 16 - Open question

My dog likes meat.

Slide 17 - Open question

The old man always sits in his chair.
the old man always
in his chair?
Turn the normal present simple sentence into a question
Do
Does
Is
sits
sit
sitting
Did

Slide 18 - Drag question

My sister likes everything pink.
my sister
everything pink?
Do
Does
Is
Be
likes
like
Did

Slide 19 - Drag question

The Present Simple
Negations

Ook hier is 'to be' speciaal. 
Als het werkwoord am, is or are is, kan je gewoon not erachter zetten.

I am an English teacher. 
Wordt 
I am not an English teacher.


Slide 20 - Slide

I am a happy person.

Slide 21 - Open question

The Present Simple
Negations

Om te zeggen dat iets niet zo is, gebruik je not.
Vaak wordt het ook gebruikt als n't, bijvoorbeeld don't or doesn't.

Voorbeeld:

                             She doesn't see very well. 


Slide 22 - Slide

The Present Simple
Negations

Je maakt een ontkenning door don't or doesn't toe te voegen. 

So not like this:
                                        I like not cookies. 

But like this:
                                       I don't like cookies 


Slide 23 - Slide

The Present Simple
Negations

Bij he/she/it moet je goed opletten! Kijk naar het voorbeeld hieronder!

                                 He plays video games every day.

                        He doesn't play video games every day.

De -s achter play vervalt bij een ontkenning. 


Slide 24 - Slide

The sun shines brightly.

Slide 25 - Open question

I (lopen) to school

Slide 26 - Open question

He (study) to school every day.

Slide 27 - Open question

She (watch) TV.

Slide 28 - Open question

Make a question!
Her brother is 18 years old.

Slide 29 - Open question

Make a question:
They drink beer.

Slide 30 - Open question

Make a question.
Peter reads a lot.

Slide 31 - Open question

Make a negation. Use a short form.
You are in love.

Slide 32 - Open question

Make a negation. Use a short form.
We go to school.

Slide 33 - Open question

Make a negation. Use a short form.
My dog likes meat.

Slide 34 - Open question

The Present Simple
Questions
and 
Negations

Slide 35 - Slide

The Present Simple
Questions

Het werkwoord 'to be' is speciaal. 
Als er am, is, or are in de zin staat, haal je die naar voren.

She is very beautiful.  wordt  Is she very beautiful?




Slide 36 - Slide

They are at the club every Tuesday evening.
they
at the club every Tuesday evening?
Do
Does
Is
Be
Am
Are
Did

Slide 37 - Drag question

She is my best friend.
she 
my best friend?
Do
Does
Is
Be
Am
Are
Did

Slide 38 - Drag question

Today's lesson
BB/KB
Maken 1.2 A, B, C, D, E

Ready? Quizlet:
Study words and phrases
TL
Grammar uitleg
present simple 
oefenbrief bespreken




Allemaal:
Grammatica uitleg past simple en present perfect

Slide 39 - Slide