§4.3

§4.3
Voorkennis ophalen
§4.3 afmaken
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

§4.3
Voorkennis ophalen
§4.3 afmaken

Slide 1 - Slide

lesdoel
  • Je kunt de 3 vormen van warmtetransport toepassen op praktijkvoorbeelden
  • Je kunt de warmtestroom P berekenen
  • Je kunt de hoeveelheid warmte Q die ergens door trekt berekenen
  • Je kent de begrippen warmtegeleider en warmte-isolator

Slide 2 - Slide

Welke vorm van warmtetransport vindt plaats in een metalen lepel die je in een kop hete soep steekt?
A
geleiding
B
stroming
C
straling
D
condensatie

Slide 3 - Quiz

Wat is de belangrijkste vorm van warmtetransport bij het verwarmen van een kamer met een radiator?
A
geleiding
B
stroming
C
straling
D
verdamping

Slide 4 - Quiz

Op een zonnige dag voel je de zonnewarmte op je gezicht. Welke vorm van warmtetransport is dit?
A
geleiding
B
stroming
C
straling
D
condensatie

Slide 5 - Quiz

Je legt een ijsblokje op een warme tafel. Welke vorm van warmtetransport zorgt voornamelijk voor het smelten?
A
geleiding
B
stroming
C
straling
D
verdamping

Slide 6 - Quiz

Welke vorm van warmtetransport is verantwoordelijk voor het overbrengen van warmte door direct contact tussen de moleculen van twee voorwerpen?
A
geleiding
B
stroming
C
straling
D
condensatie

Slide 7 - Quiz

Welke vorm van warmtetransport moet de vacuümisolatie in een thermoskan vooral tegen gaan om de inhoud warm te houden?
A
geleiding
B
stroming
C
straling
D
reflectie

Slide 8 - Quiz

Je brengt water aan de kook in een fluitketel. Welk vorm van warmtetransport vindt vooral plaats in het water?
A
geleiding
B
stroming
C
straling
D
verdamping

Slide 9 - Quiz

Een persoon voelt de warmte van een kampvuur op enige afstand. Welke vorm van warmtetransport is hierbij betrokken?
A
geleiding
B
stroming
C
straling
D
condensatie

Slide 10 - Quiz

Bij welke vorm van warmtetransport is geen tussenstof (materiaal/medium) nodig?
A
geleiding
B
stroming
C
straling
D
convectie

Slide 11 - Quiz

Wat gebeurt er voornamelijk wanneer je een koude fles frisdrank uit de koelkast haalt en deze in de warme buitenlucht plaatst?
A
geleiding
B
stroming
C
straling
D
verdamping

Slide 12 - Quiz

Welke vorm van warmtetransport is betrokken bij het verwarmen van voedsel in de magnetron?
A
geleiding
B
stroming
C
straling
D
sublimatie

Slide 13 - Quiz

Waar wordt de warmtestroom door een materiaal vooral door bepaald?
A
de kleur van het materiaal
B
de soort materiaal
C
de massa van het materiaal
D
de warmtecapaciteit van het materiaal

Slide 14 - Quiz

Hoe beïnvloedt een grotere oppervlakte van een materiaal de warmtestroom?
A
Het verhoogt de warmtestroom
B
Het verlaagt de warmtestroom
C
Het heeft geen invloed op de warmtestroom
D
Het hangt af van het type materiaal

Slide 15 - Quiz

Wat gebeurt er met de warmtestroom als de dikte van een materiaal toeneemt?
A
De warmtestroom neemt toe
B
De warmtestroom neemt af
C
De warmtestroom blijft hetzelfde
D
Het hangt af van de temperatuur

Slide 16 - Quiz

Hoe beïnvloedt een hogere warmtegeleidingscoëfficiënt de warmtestroom door een materiaal?
A
Het verhoogt de warmtestroom
B
Het verlaagt de warmtestroom
C
Het heeft geen invloed op de warmtestroom
D
Het hangt af van de oppervlakte

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurt er met de warmtestroom door een materiaal als de temperatuur aan beide zijden van het materiaal evenveel toeneemt?
A
De warmtestroom neemt toe
B
De warmtestroom neemt af
C
De warmtestroom blijft constant
D
Het hangt af van de dikte van het materiaal

Slide 18 - Quiz

Wat is de invloed van het isoleren van een materiaal op de warmtegeleiding?
A
Het verhoogt de warmtegeleiding
B
Het verlaagt de warmtegeleiding
C
Het heeft geen invloed op de warmtegeleiding
D
Het hangt af van het type materiaal

Slide 19 - Quiz

In welke situatie zal de warmtestroom door een materiaal het grootst zijn?
A
Grote oppervlakte, kleine dikte, klein temperatuurverschil
B
Grote oppervlakte, kleine dikte, groot temperatuurverschil
C
Kleine oppervlakte, grote dikte, klein temperatuurverschil
D
Kleine oppervlakte, kleine dikte, groot temperatuurverschil

Slide 20 - Quiz