MA Pluriforme Samenleving Quiz online

Wat betekent het woord pluriform
A
Mensen
B
culturen
C
Nieuwkomers
D
Veelkleurig
1 / 35
next
Slide 1: Quiz
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat betekent het woord pluriform
A
Mensen
B
culturen
C
Nieuwkomers
D
Veelkleurig

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Een kenmerk van de multiculturele samenleving is dat:
A
er verschillende godsdiensten zijn.
B
er geen dominante cultuur is.
C
alle kinderen zakgeld krijgen.

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Goede kop! Waar past hij op?
Sleep de kop naar het juiste overhemd.

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Goede kop! Waar past hij op?
Sleep de kop naar het juiste overhemd.

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Een kenmerk van de multiculturele samenleving is dat:
A
er verschillende godsdiensten zijn.
B
er geen dominante cultuur is.
C
alle kinderen zakgeld krijgen.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraak is juist?
1. Haring eten hoort al heel lang bij de dominante Nederlandse cultuur.
2. Een broodje shoarma eten hoort bij de dominante Nederlandse cultuur.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Als je een baan hebt, gaat integreren moeilijker.
2. Sommige werkgevers discrimineren mensen met een migratie-achtergrond.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Soms ontstaan er spanningen tussen nieuwkomers en autochtone Nederlanders door een vooroordeel. Wat is hiervan een voorbeeld?

Als een Nederlandse autochtoon zegt:

A
“Die nieuwkomers zijn allemaal luie nietsnutten.”
B
“Kunnen die nieuwkomers niet in hun eigen land blijven?”
C
“Voor al die nieuwkomers is toch geen plaats.”
D
“Nieuwkomers hebben een andere cultuur.”

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Bij integratie hoort dat Nederlanders:
A
andere subculturen afwijzen
B
hun eigen cultuur opgeven
C
hun wetten aan nieuwkomers aanpassen
D
andere culturen accepteren

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Verschillende waarden en normen kunnen zorgen voor … omdat nieuwkomers en Nederlanders elkaar niet begrijpen.
Welk woord is weggelaten?

A
gewoontes
B
integratie
C
spanningen
D
taalproblemen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Integratie betekent dat nieuwkomers:
A
zich helemaal aanpassen aan de Nederlandse cultuur.
B
zich gedeeltelijk aanpassen aan de Nederlandse cultuur.
C
zich helemaal niet aanpassen aan de Nederlandse cultuur.
D
geen Nederlands hoeven te leren.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent assimilatie in een pluriforme samenleving?
A
Het behouden van eigen culturele identiteit
B
Het volledig opgaan van minderheden in de dominante cultuur

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van segregatie in een samenleving?
A
Aparte scholen voor verschillende etnische groepen
B
Het vieren van diverse culturele feestdagen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een belangrijke voorwaarde voor integratie?
A
Dat iedereen zich houdt aan de basisafspraken van de Nederlandse samenleving.
B
Dat nieuwkomers alles van hun eigen cultuur vervangen door de dominante cultuur.
C
Dat mensen het vaker met elkaar eens zijn.
D
Dat het Suikerfeest een nationale feestdag wordt.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Bart trouwt met zijn Mexicaanse vriendin die hij op vakantie heeft leren kennen. Daarna gaat hij met haar in zijn huis in Zutphen wonen. Dit noem je:
A
een asielaanvraag.
B
gezinshereniging.
C
gezinsvorming.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke vroegere kolonie hoort nog steeds bij Nederland?
A
Indonesië.
B
Suriname.
C
De Nederlandse Antillen.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Een Turkse vrouw verhuist naar Nederland omdat haar man hier al jaren woont en werkt.Dat noem je:
A
een asielaanvraag.
B
gezinshereniging.
C
gezinsvorming.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Mensen uit EU-landen mogen alleen met een verblijfsvergunning in Nederland werken.
2. Iedereen die in ons land komt werken, wordt opgevangen in een asielzoekerscentrum.

A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide onjuist
D
1 en 2 zijn beide juist

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is weggelaten?
Mensen uit andere EU-landen mogen ……………………. in Nederland komen werken

A
zonder speciale vergunningen
B
alleen bij gezinsvorming
C
alleen bij gezinshereniging

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de afbeeldingen naar het juiste artikelen van de Grondwet. 
Artikel 1
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 23

Slide 20 - Drag question

Bronnen afbeeldingen: Amnesty International, NRC, Wikipedia & NOS


Jan trouwt met zijn Duitse vakantieliefde Birgit. Zij komt bij hem in Sittard wonen.
A
Dit noem je gezinshereniging.
B
Dit noem je gezinsvorming.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

parlementaire democratie
pluriforme samenleving
verzorgingsstaat
rechtsstaat

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Welk woord is weggestreept?
A
gezinsvorming
B
vluchten
C
werken
D
gezinshereniging

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

(klik op de afbeelding)
Is er sprak van
discriminatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

"Blonde vrouwen zijn dom"
A
vooroordeel
B
discriminatie

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een stereotypering?
A
Discriminatie
B
Een vorm van racisme
C
Een vooroordeel over een groep mensen
D
Een vooroordeel over een persoon

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Het begrip dat past bij de Nederlandse samenleving verdeeld in groepen
A
Verzuiling
B
Ontzuiling
C
Plakkaat van Verlatinghe

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Er is sprake van …………….. als een nieuwkomer sommige Nederlandse gewoonten overneemt.
Welk woord is weggelaten?

A
integratie
B
discriminatie
C
segregatie
D
spanningen

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

"Tineke zal wel naar het vmbo gaan, want haar vader is niet wetenschappelijk opgeleid". Dit is...
A
een vooroordeel
B
een stereotype
C
een bevestiging
D
discriminatie

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Alle Surinamers komen altijd te laat.
Dit is...
A
Discriminatie
B
Stereotype
C
Racisme

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de uitspraken een vooroordeel of stereotype?

1. “Achterhoekers kun je niet verstaan.”
2. “Volgens mij slaan veel jongeren uit de Achterhoek in het weekend wel een kratje bier achterover.”
A
1 is een vooroordeel, 2 is een stereotype.
B
1 en 2 zijn vooroordelen.
C
1 is een stereotype, 2 is een vooroordeel.
D
1 en 2 zijn stereotypen.

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Extreem-links
links
midden
rechts
extreem-rechts
Diversiteit                           Pluriformiteit                                Eenheid 
Klasseloze samenleving
Etnisch zuivere samenleving
Multiculturele samenleving
Monoculturele samenleving
Pluriforme samenleving

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

Juiste chronologische volgorde?
1. Plakkaat van Verlatinghe
2. Aanslag WTC
3. Ontstaan verzuiling
4. Schoolstrijd
A
1-2-3-4
B
1-4-3-2
C
4-1-3-2
D
4-3-1-2

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

IN DE GRONDWET VÓÓR 1848
IN DE GRONDWET VANAF 1848
Vrijheid van godsdienst
Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van onderwijs
Vrijheid van drukpers
Vrijheid van vereniging en vergadering

Slide 34 - Drag question

This item has no instructions

Hoe is de schoolstrijd geëindigd?
A
Geen bijzonder onderwijs
B
Geen subsidie voor bijzonder onderwijs
C
Uitsluitend bijzonder onderwijs
D
Subsidie voor bijzonder én openbaar onderwijs

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions