Week 47 Lesson 2

- Welcome!
- Take your seat
- Grab your stuff
- Start with the starting exercise 
- In silence
- Raise your hand if you have a question
- Leave the sheet on your desk when you're finished
- 10 minutes
timer
10:00
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

- Welcome!
- Take your seat
- Grab your stuff
- Start with the starting exercise 
- In silence
- Raise your hand if you have a question
- Leave the sheet on your desk when you're finished
- 10 minutes
timer
10:00

Slide 1 - Slide

1. Kies bij 1 in alinea 1 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden.

Slide 2 - Slide

1. Kies bij 1 in alinea 1 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden. C foresight 
2.
‘I’m also wired to never remembering important dates.’ (alinea 2) In welke alinea geeft de schrijver hiervan een concreet voorbeeld?


Slide 3 - Slide

1. Kies bij 1 in alinea 1 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden. C foresight 
2.
‘I’m also wired to never remembering important dates.’ (alinea 2) In welke alinea geeft de schrijver hiervan een concreet voorbeeld? alinea 5
3. Kies bij 2 in alinea 4 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden.


Slide 4 - Slide

1. Kies bij 1 in alinea 1 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden. C foresight 
2.
‘I’m also wired to never remembering important dates.’ (alinea 2) In welke alinea geeft de schrijver hiervan een concreet voorbeeld? alinea 5
3. Kies bij 2 in alinea 4 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden. A Consequently, 
4. Which of the following is in line with paragraph 4?



Slide 5 - Slide

1. Kies bij 1 in alinea 1 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden. C foresight 
2.
‘I’m also wired to never remembering important dates.’ (alinea 2) In welke alinea geeft de schrijver hiervan een concreet voorbeeld? alinea 5
3. Kies bij 2 in alinea 4 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden. A Consequently, 
4. Which of the following is in line with paragraph 4?
5. What becomes clear about the writer from this article as a whole?


Slide 6 - Slide

1. Kies bij 1 in alinea 1 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden. C foresight 
2.
‘I’m also wired to never remembering important dates.’ (alinea 2) In welke alinea geeft de schrijver hiervan een concreet voorbeeld? alinea 5
3. Kies bij 2 in alinea 4 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden. A Consequently, 
4. Which of the following is in line with paragraph 4?
5. What becomes clear about the writer from this article as a whole? A He does not take his shortcomings too seriously. 


Slide 7 - Slide

- Lesson 3 Blink p. 54
- Grammar: past simple + past continuous

Slide 8 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
                                        Past Simple
Vorm: stam + ed   of  2e van het rijtje op p. 60
             walk+ed= walked            give = gave

Gebruik: 
                     

Slide 9 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
                                        Past Simple
Vorm: stam + ed   of  2e van het rijtje op p. 60
             walk+ed= walked            give = gave

Gebruik: als je over één moment in het verleden praat

Voorbeeld: Ik liet haar mijn nieuwe outfit zien.
                     

Slide 10 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
                                        Past Simple
Vorm: stam + ed   of  2e van het rijtje op p. 60
             walk+ed= walked            give = gave

Gebruik: als je over één moment in het verleden praat

Voorbeeld: Ik liet haar mijn nieuwe outfit zien.
                     I showed her my new outfit.
                     Zij rende de New York Marathon.

Slide 11 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
                                        Past Simple
Vorm: stam + ed   of  2e van het rijtje op p. 60
             walk+ed= walked            give = gave

Gebruik: als je over één moment in het verleden praat

Voorbeeld: Ik liet haar mijn nieuwe outfit zien.
                     I showed her my new outfit.
                     Zij rende de New York Marathon.
                     She ran the New York Marathon

Slide 12 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
                                        Past Continuous 
Vorm: was/were + stam + -ing
I                was     +   work +   -ing = I was working

Gebruik: als je vertelt wat in het verleden een tijdje bezig was.

Voorbeeld: Mijn moeder was aan het koken
                     
             
                     Wij waren aan het lopen
                      
                     

Slide 13 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
                                        Past Continuous 
Vorm: was/were + stam + -ing
I                was     +   work +   -ing = I was working

Gebruik: als je vertelt wat in het verleden een tijdje bezig was.

Voorbeeld: Mijn moeder was aan het koken
                     My mother was cooking
             
                     Wij waren aan het lopen
                      
                     

Slide 14 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
                                        Past Continuous 
Vorm: was/were + stam + -ing
I                was     +   work +   -ing = I was working

Gebruik: als je vertelt wat in het verleden een tijdje bezig was.

Voorbeeld: Mijn moeder was aan het koken
                     My mother was cooking
             
                     Wij waren aan het lopen
                      We were walking
                     

Slide 15 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Vaak gebruik je de past simple en de past continuous in 1 zin.

De past continuous benadrukt meer dat de actie een tijdje duurde; je was iets aan het doen. 
Vaak komt er dan een zin met when/while achteraan, om zo te laten zien dat het een gebeurde tijdens het ander 
(bijv. I was walking home, when I heard someone scream).

Slide 16 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Vaak gebruik je de past simple en de past continuous in 1 zin.

De past continuous benadrukt meer dat de actie een tijdje duurde; je was iets aan het doen. 
Vaak komt er dan een zin met when/while achteraan, om zo te laten zien dat het een gebeurde tijdens het ander 
(bijv. I was walking home, when I heard someone scream).

Tip: de past continuous duurt altijd langer dan de past simple.
Stel jezelf de vraag, wat is het langst bezig? 

Slide 17 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
- Let's practice! 

- Get your erase board and marker

Slide 18 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Staat het dik gedrukte werkwoord in de ps of pc? 

1. The children were playing in the park when it started to rain.

Slide 19 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Staat het dik gedrukte werkwoord in de ps of pc? 

1. The children were playing in the park when it started to rain.
Past continuous

2. She was drinking too much so she fell

Slide 20 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Staat het dik gedrukte werkwoord in de ps of pc? 

1. The children were playing in the park when it started to rain.
Past continuous

2. She was drinking too much so she fell
Past simple

Slide 21 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Zet de volgende zin in de past simple:

- We were waiting for Jane when Louis _____________ (to come) around the corner

Slide 22 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Zet de volgende zin in de past simple:

- We were waiting for Jane when Louis came (to come) around the corner

Zet de volgende zin in de past continuous:
 - Mike broke his leg when he ________________(to play) frisbee.

Slide 23 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Zet de volgende zin in de past simple:

- We were waiting for Jane when Louis came (to come) around the corner

Zet de volgende zin in de past continuous:
 - Mike broke his leg when he was playing (to play) frisbee.

Slide 24 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Maak de volgende zinnen af. Gebruik de ps en pc:

1. I ______ (to fall) asleep while I _______ (to watch) TV last night.

Slide 25 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Maak de volgende zinnen af. Gebruik de ps en pc:

1. I fell (to fall) asleep while I _______ (to watch) TV last night.

Slide 26 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Maak de volgende zinnen af. Gebruik de ps en pc:

1. I fell (to fall) asleep while I was watching (to watch) TV last night.

2. He _____ (to pass) her a message when the teacher _______ (not to look).

Slide 27 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Maak de volgende zinnen af. Gebruik de ps en pc:

1. I fell (to fall) asleep while I was watching (to watch) TV last night.

2. He passed (to pass) her a message when the teacher _______ (not to look).

Slide 28 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Maak de volgende zinnen af. Gebruik de ps en pc:

1. I fell (to fall) asleep while I was watching (to watch) TV last night.

2. He passed (to pass) her a message when the teacher wasn't looking (not to look).

3. When Mike and Jane _____ (to paint) the walls, their dog _____ (to knock) over the paint pot.

Slide 29 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Maak de volgende zinnen af. Gebruik de ps en pc:

1. I fell (to fall) asleep while I was watching (to watch) TV last night.

2. He passed (to pass) her a message when the teacher wasn't looking (not to look).

3. When Mike and Jane were painting (to paint) the walls, their dog _____ (to knock) over the paint pot.

Slide 30 - Slide

Talking about the past: past simple or past continuous
Maak de volgende zinnen af. Gebruik de ps en pc:

1. I fell (to fall) asleep while I was watching (to watch) TV last night.

2. He passed (to pass) her a message when the teacher wasn't looking (not to look).

3. When Mike and Jane were painting (to paint) the walls, their dog knocked (to knock) over the paint pot.

Slide 31 - Slide

What to learn
- Get your diary 
- Write down for Tuesday, November 29th:
L: words p. 37, 38, 45, 53
   irregular verbs p. 60

Slide 32 - Slide

Quizlet
- In a moment, you can get your phone
- go to www.quizlet.live
- of scan the QR code
- log in using the code on the screen
- use your own name please

Slide 33 - Slide

- Continue working on presentation
   (find sources, write script)
- Repeat grammar

Dinsdag 29 november
L: words p. 37, 38, 45, 53
verbs p. 60

Slide 34 - Slide