Islam

Islam
1 / 31
next
Slide 1: Slide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Islam

Slide 1 - Slide

Islam

Slide 2 - Mind map

De islam behoort tot de 5 wereldgodsdiensten en is een monotheïstische godsdienst

God wordt 'Allah' genoemd. Allah is almachtig en rechtvaardig. Moslims moeten zich overgeven aan Allah en op hem vertrouwen. Islam betekent letterlijk 'overgave'.

Mohammed is de profeet, waarmee bedoeld wordt dat Mohammed als enige de boodschap van Allah op de juiste manier overbracht naar de mensen. LET OP: Jezus, Mozes en andere heiligen worden ook gezien als profeten van Allah. 


Slide 3 - Slide

GELOOFSPUNTEN - ISLAM
1. Overgave aan Allah

2. Er is één God

3. Mohammed is de profeet

Slide 4 - Slide

STROMINGEN
  • Soennieten (90%) vinden dat iedere goede moslim Mohammed mag opvolgen.
  • Sjiieten (10%) zien liever iemand uit de bloedlijn/familie van Mohammed als opvolger. 




Slide 5 - Slide

Vier groepen moslims in Nederland:

1. Molukkers, Indonesiërs, Surinamers - Zijn in NL omdat die landen Nederlandse koloniën waren.
2. Turkije en Marokko - Voor werk.
3. Pakistan, Egypte, Somalië, Soedan, Iran, Irak, Afghanistan - Politieke vluchtelingen.
4. Nederlandse moslims -Bijvoorbeeld vrouwen die trouwen of anderen die zich bekeren. 
 

Slide 6 - Slide

Geschiedenis. Noteer in schrift: pagina 90. Onderstreep belangrijkste zaken.
Zie: https://prezi.com/8adtbzdbxq5j/islam/?present=1

Slide 7 - Slide

Verdieping: Gouden Eeuw Islam
https://schooltv.nl/video/wie-was-abbas-ibn-firnas-middeleeuwse-geleerde-en-uitvinder/

https://schooltv.nl/video/eenvandaag-in-de-klas-islamitische-uitvindingen/

Slide 8 - Slide

Paragraaf 4: de 5 zuilen
https://schooltv.nl/video/de-vijf-zuilen-moslims-moeten-zich-aan-vijf-belangrijke-leefregels-houden/#q=de%205%20zuilen 

Slide 9 - Slide

De 5 zuilen: 

1. Sjahada / Geloofsbelijdenis = Er is geen andere God dan Allah en Mohammed is zijn profeet.
2. Salaat / Gebed =  Vijf keer per dag bidden in de richting van Mekka.
3. Zakaat = Armenbelasting
4. Ramadan= Vastenmaand. Een maand lang niet eten en drinken van zonsopgang tot zonsondergang.
5. Hadj = Bedevaart naar Mekka

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Begrippen - blz. 22 - Islam

Islam: onderwerping aan Allah
Kaäba: zwarte steen van aanbidding in Mekka
Koran: 'heilige' boek dat aan Mohammed geopenbaard is
Moslim: hij die zich overgeeft
Paradijs: waar gelovigen in Allah beloond worden  




Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Opdrachten maken:
Maak de opdrachten van hoofdstuk 4 

Opdracht 13 t/m 15

Ben je klaar?! Maak de overige vragen en/of zorg dat je de vragen die je nog niet hebt gemaakt voor volgende week zijn gemaakt! 

Slide 14 - Slide

Opdracht:

- Op pagina 96 en 97 staan 3 levensvragen. Noteer deze in je aantekeningenschrift. 

- Lees de tekst en noteer kort wat het antwoord is op elke levensvraag.

- Na afloop: controle en eventueel aanvullen a.d.h.v. samenvatting docent. 

Slide 15 - Slide

ISLAMITISCHE ANTWOORDEN OP LEVENSVRAGEN.

1. Wat is belangrijk in het leven? 
- De 5 zuilen.
2. Wie is de mens?
- De mens heeft een geest, ziel en lichaam. De ziel is van Allah afkomstig. 
- Daarnaast neemt de mens een bijzondere plek in in de Schepping: plaatsvervanger van Allah op Aarde.
3. Wat is tijd?
- Allah is het begin van alles.
- Er komt een einde aan deze wereld. Als je goed leeft, kom je in het paradijs.
4. Wat is de betekenis van lijden en dood?
- God straft als je niet gehoorzaamt.
- God stelt mensen op de proef.
- Lijden zorgt voor reiniging. 

Slide 16 - Slide

- Mekka is de belangrijkste bedevaartplaats.
- Stichter Islam: Mohammed (570 Mekka - 632)
- Opgegroeid bij oom en tante.
- Hij trouwt met een oudere vrouw: Chadiedja.
- Beroep: koopman.
- In 610 wordt Mohammed op een berg aangesproken door de engel Gabriel. Hij moet tegen de mensen vertellen dat er maar 1 God is.
- Gabriel vertelt meer over God en dat is later in de Koran opgeschreven. 

Slide 17 - Slide

- Veel rijke mensen willen Mohammed dood hebben en daarom vlucht Mohammed naar Medina.
- Zijn vrouw is inmiddels overleden.
- In Medina krijgt Mohammed veel volgelingen en daarom wordt 622 als begin van de Islamitische jaarteling gezien (de Hidjra).

In 629 verovert Mohammed Mekka terug. 
In 632 sterft hij en Aboe Bakr volgt hem op.

Slide 18 - Slide

Woord van Allah


Engel Djibriel (Gabriël)


Profeet Mohammed


Koran 

Slide 19 - Slide

Koran
De Koran bestaat uit 114 hoofdstukken (soera's).

Staan in volgorde van lengte gerangschikt. 

Leefregels.

Verschil van mening of je alle regels letterlijk moet nemen.

Slide 20 - Slide

Islamtische rituelen
- Rituele reinheid = in eerste instantie godsdienstig bedoeld. Gaat om een goede verhouding tot Allah. 
- Besnijdenis.
- Kleding (awra / niqaab). Redenen voor hoofddoek: schoonheid is alleen voor man / klimatologisch / identiteit. 
- Voedselvoorschriften (halal).

Slide 21 - Slide

Islamitische feesten
- Offerfeest. Abraham wordt op de proef gesteld om Ismaël te offeren. 

- Suikerfeest 

- Bruiloft, uitvaart, bidden, etc. 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Soera's
Zakaat

Hadj

Niqaab
Offerfeest

Hidjra

Slide 25 - Drag question

De naam van de 'zegel der profeten' is (alleen voornaam!):

Slide 26 - Open question

Bij welke levensbeschouwing komt besnijdenis nog meer voor?
A
Christendom
B
Jodendom
C
Hindoeïsme
D
Boeddhisme

Slide 27 - Quiz

Wanneer veroverde Mohammed Mekka terug?
A
570
B
610
C
622
D
629

Slide 28 - Quiz

De Koran
A
Is samengesteld door Atatürk
B
Bestaat uit 113 soera's
C
Is het woord van Mohammed
D
Is het woord van Allah

Slide 29 - Quiz

Ik heb het gevoel dat ik iets geleerd heb deze les:
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Islam & staat
Verschillende ideeën over verhouding islam en staat:
1. Theocratische staat. Islam domineert staat: islamitische wet.
2. Kemalisme. Staat en godsdienst zijn gescheiden. Godsdienst als onderdeel van de samenleving. 
3. Rechtsstaat. Scheiding der machten:
Wetgevende / uitvoerende / rechterlijke macht. Macht ligt niet bij één persoon of groep. 

Slide 31 - Slide