Writing recap 3VVPL2C

Writing
Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van dit blok?
Hoe toetsen we dit?
Waar kun je je werk insturen?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Writing
Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van dit blok?
Hoe toetsen we dit?
Waar kun je je werk insturen?

Slide 1 - Slide

Opbouw van mail
Let op: tussen al deze onderdelen een witregel laten!

1. Onderwerp: "Subject:"
2. Aanhef: "Dear ...(naam)...,"
3. Inleiding: reden waarom je schrijft ("I am writing, because ...") + voorstellen
4. Kern: hoofdboodschap
5. Slot: "I hope to hear from you soon." - of een andere afsluitende zin.
6. Slotgroet: "Kind regards,"
7. Je naam

Slide 2 - Slide

Taalvaardigheid
Woordvolgorde:
WIE - persoon, dier of ding
DOET - de werkwoorden
WAT - antwoord op 'wie/ wat doet..'
WAAR - locatie
 WANNEER - tijdaanduiding
Spelling en woordenschat:
Oefenen! 
Of zoek het woord op in het woordenboek.
Grammar:
Oefenen! 
Pas de regels toe die je de afgelopen jaren hebt geleerd.
Lastig? Schrijf korte, simpele en duidelijke zinnen!

Slide 3 - Slide

Hoe schrijf je 'ik' in het Engels?
A
I, altijd met een hoofdletter
B
Alleen aan begin van de zin met hoofdletter
C
Maakt niet uit
D
Met een kleine letter

Slide 4 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een koppelwoord?
A
Yes, no, maybe
B
And, also, but
C
Don't, doesn't, won't
D
Could, would, should

Slide 5 - Quiz

Waarom start je een zin niet met een koppelwoord?

Slide 6 - Open question

In een Engelse brief begin je altijd met jezelf voor te stellen
A
Waar
B
Niet waar
C
Alleen als hierom gevraagd wordt.

Slide 7 - Quiz

'Greetings' is een goede manier om af te sluiten
A
Nee!
B
Natuurlijk wel.

Slide 8 - Quiz

Met vriendelijke groet kun je het beste vertalen als:

Slide 9 - Open question

Grammatica onderdelen

Slide 10 - Slide

Een standaard Engelse zin kan uit
5 onderdelen bestaan. 
Zet deze in de juiste volgorde:
Wie
Doet
Wat
Waar
Wanneer

Slide 11 - Drag question

I go on holiday every year.
Gebruik de verleden tijd: ik ging elk jaar op vakantie.
A
I was going on holiday every year.
B
I did go on holiday every year.
C
I went on holiday every year.
D
I want to go on holiday every year.

Slide 12 - Quiz

Kennen en kunnen 
  • Een samenhangende brief kunnen schrijven
  • Let op woorden die te maken hebben met jouw toekomstige beroep
  • Let op de tijd die je gebruikt: de tegenwoordige, de actieve of de verleden tijd 

Slide 13 - Slide

Wat toetsen we af en hoe? 

  • Je voortgang in Taalblokken
  • Je toets volgende week: grammatica en schrijfvaardigheid

Slide 14 - Slide

Waar kun je dit vinden? 
  • Teams tegel: bestanden - leerlijn Engels
  • De opdrachten voor Taalblokken vind je in Taalblokken

Slide 15 - Slide

Writing a short essay
- Stel jezelf kort voor
- Vertel wat je bent gaan studeren en waarom (gebruik een woordspin!)
- Vertel of je met de kennis van nu dezelfde studie zou kiezen. Waarom wel/ niet? 
Zorg ervoor dat je minimaal 250 woorden gebruikt en lever in aan het einde van de les

Slide 16 - Slide

Teams opdrachten

Slide 17 - Slide

Taalblokken

Slide 18 - Slide

Inhoud toets blok 2
Een schrijfopdracht waarin je een mail schrijft
Grammatica oefeningen waarin je:
- de tegenwoordige tijd kunt gebruiken
- de actieve tijd kunt gebruiken
- de verleden tijd kunt gebruiken

Slide 19 - Slide

Wat ga je nu doen?
- Oefenen met het schrijven van je short story

Klaar? Werk verder aan Reading & listening in Taalblokken

Slide 20 - Slide

Tekst

Slide 21 - Drag question