7.4 De overheid ruilt over tijd.

1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Verloop van je leven. Tijdens je leven neem je verschillende financiële beslissingen.
A
Ruilen over tijd
B
Levensloop
C
Stroomgrootheid
D
Voorraadgrootheid

Slide 2 - Quiz

Een voorbeeld van ruilen over tijd is:
A
Appels ruilen voor peren
B
Ik koop nu auto en ik leen daarvoor geld.
C
Ik ga eerst sparen zodat ik later een auto kan kopen.
D
Ik koop nu een auto en ik betaald die meteen.

Slide 3 - Quiz

Voorraadgrootheid:
Grootheid die op een bepaald tijdsstip wordt
gemeten. Voorbeelden zijn
A
Periodes en momenten
B
Inkomsten en bezittingen
C
Inkomsten en uitgaven
D
Bezittingen en schulden

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

De rijksbegroting zijn:
A
Een soort samenvatting.
B
Een ander woord voor kluis.
C
De verwachte inkomsten en uitgave.
D
Inkomsten en uitgave uit het verleden.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Wat hoort niet bij de inkomsten uit de collectieve sector?
A
Belasting
B
Niet belasting ontvangsten
C
premie sociale verzekering
D
Netto loon

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Een begrotingsoverschot is
A
De verwachte inkomsten van de overheid zijn groter dan de verwachte uitgaven.
B
De verwachte inkomsten van de overheid zijn lager dan de verwachte uitgaven.
C
De schuld die de overheid heeft opgebouwd door geld te lenen.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Een begrotingstekort is:
A
De verwachte inkomsten van de overheid zijn groter dan de verwachte uitgaven.
B
De verwachte inkomsten van de overheid zijn lager dan de verwachte uitgaven.
C
De schuld die de overheid heeft opgebouwd door geld te lenen.

Slide 13 - Quiz

Wat is de miljoenennota?
A
Een soort samenvatting van de rijksbegroting.
B
Een eurobiljet van 1 miljoen euro.
C
De verwachte inkomsten en uitgave.
D
Inkomsten en uitgave uit het verleden.

Slide 14 - Quiz

Als de overheid extra gaat uitgeven of de staatsschuld gaat aflossen noemen we?
A
De rijksbegroting
B
De miljoenennota
C
Begrotingsoverschot
D
Begrotingstekort

Slide 15 - Quiz

Bezuinigen, Belasting verhogen en een oplopende staatsschuld hoort bij:
A
De rijksbegroting
B
De miljoenennota
C
Begrotingsoverschot
D
Begrotingstekort

Slide 16 - Quiz