This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Log in bij de Lessonup!
Slide 1 - Slide
What are we going to do today?
- Who is here?
- Previous lesson
- Grammar recap
- Grammar Survey
- End of lesson
Slide 2 - Slide
Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F
Slide 3 - Slide
What did we do in the previous lesson?
Slide 4 - Mind map
- Grammar Survey
De eerste twee blokjes
Slide 5 - Slide
Homework
3M4:
Neem het werkblad van de twee tijden mee naar de les (degene die we aan het nakijken waren voordat het brandalarm af ging). We gaan dit in de les namelijk af maken.
3M3:
Nothing
Slide 6 - Slide
UPDATE!
Update over de schrijftoetsen
+
Deadline van het PO
Slide 7 - Slide
Recap!
Slide 8 - Slide
Relative pronouns
1. Wat zijn relative pronouns?
2. Wanneer gebruik je welke?
3. Wanneer mag je 'that' niet gebruiken?
Slide 9 - Slide
Sentences
1. Welke drie sentences zijn er?
2. Welke sentence gebruik je wanneer?
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Update
We hebben nu alle grammatica onderdelen gehad in CH5.
Voor de toets in de toetsweek moet je ook het volgende leren van de Grammar Survey:
- present simple
- present continuous
- past simple
- past continuous
- future
Slide 12 - Slide
Today
Vandaag hebben we het over de tweede twee, dus:
- past simple
- past continuous
Slide 13 - Slide
PAST SIMPLE
PAST SIMPLE
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Past simple
Gebruik:
Iets is in het verleden gebeurd en daar ook gestopt
(bijvoorbeeld: Gisteren heb ik boodschappen gedaan)
Vorm: 1. Kijk op pagina 178 in je boek (onregelmatig, tweede rijtje)
2. + ED
Slide 16 - Slide
Vragen?
Slide 17 - Mind map
Let's try!
Slide 18 - Slide
Fill in the past simple: I ... (work) at a supermarket
Slide 19 - Open question
Fill in the past simple: I ... (eat) at a restaurant yesterday
Slide 20 - Open question
Fill in the past simple: I ... (be) friends with him
Slide 21 - Open question
Past Continuous
Past Continuous
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Past continuous
Gebruik:
Iets is in het verleden een langere tijd aan de gang geweest
(Bijvoorbeeld: Ik heb twee weken door Amerika gereist)
Vorm:
Stap één: Kies tussen was/were
Stap twee: Plak -ing achter het werkwoord
Slide 24 - Slide
Was of were?
I was
You were
He/she/it was
We were
You were
They were
Slide 25 - Slide
Vragen over de past simple?
Slide 26 - Mind map
Let's try again!
Slide 27 - Slide
Fill in the past continuous: I ... (drive) for two weeks straight
Slide 28 - Open question
Fill in the past continuous: I ... (dance) all night long
Slide 29 - Open question
Fill in the past continuous: My mother ... (bake) all evening