H4.3 Het communisme

Van oorlog naar oorlog
Het communisme 
Stalin: leider van de Sovjet-Unie


Geschiedenis - Basis 2 

1 / 37
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Van oorlog naar oorlog
Het communisme 
Stalin: leider van de Sovjet-Unie


Geschiedenis - Basis 2 

Slide 1 - Slide

Vanaf 1924 ging het beter met Duitsland. Hoe kwam dat?
A
De Verenigde Staten leenden Duitsland geld.
B
Duitsland betaalde de herstelbetalingen niet.
C
Engeland leende Duitsland geld.
D
Frankrijk wilde geen geld van Duitsland meer.

Slide 2 - Quiz

Zet de zinnen in de goede volgorde.
1
2
3
4
5
Bedrijven hebben te grote voorraden en moeten mensen ontslaan.
Bedrijven moeten nog meer mensen ontslaan.
Mensen lenen geld om spullen te kopen.
Nog meer mensen raken werkloos.
Werkloze mensen kopen weinig producten meer.

Slide 3 - Drag question

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...ken je de begrippenb communisme, dictator en propaganda. (R)
...weet je wat de Russische Revolutie van 1917 was. (R)
...kan je uitleggen hoe Stalin de leider van de Sovjet-Unie werd. (T1)

Slide 4 - Slide

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.

Slide 5 - Slide

Het communisme
Karl Marx zag de ongelijkheid tussen mensen en wilde dat aanpakken. Hij bedacht het communisme. Hij zei dat bedrijven van de staat moesten zijn en dat alle rijkdom en bezit gelijk verdeeld moest worden. Dit mocht desnoods met geweld bereikt worden.
communisme
Politiek streven om alle rijkdom en bezit gelijk te verdelen. Zodat iedereen gelijk is.

Slide 6 - Slide

blz. 102E
communisme
Een bestuursvorm waarbij alle macht en bezit gelijk verdeeld worden. 

Bijv. Je hebt twee koeien, de staat pakt deze af en geeft jou een beetje melk.

Slide 7 - Slide

De Romanovs
Dit was de keizerlijke familie van Rusland. De man in het midden is Tsaar Nicolaas II. De vrouw die links naast hem zit is zijn vrouw, Alexandra. Ze hebben vier dochters en een zoon. 

Slide 8 - Slide



De Russische Revolutie


Rusland werd voor 1917 bestuurd door de tsaar Nicolaas II. Hij had alle macht en was dus een absolute koning. Iedereen die het niet eens was met hem werd door de geheime politie opgepakt. 
In 1917 ging het erg slecht met Rusland:
  • veel mensen hadden honger
  • veel mensen leefden in armoede
  • de Eerste Wereldoorlog had véél levens geëist
tsaar
Russisch woord voor keizer/koning.
absolutisme
Dat een koning alle macht heeft.

Slide 9 - Slide

De Russische Revolutie
De Russen kwamen daarom in opstand. Ze wilden gelijkheid voor iedereen. 
In 1917 kwam de leider van de revolutionairen, Vladimir Iljitsj Oeljanov ofwel Lenin, terug uit zijn ballingschap om de opstand te leiden. 
De tsaar werd afgezet en vermoord. De communisten grepen de macht. In 1922 werd Rusland omgedoopt tot de Sovjet-Unie en bestuurd door één partij: de communistische partij. 
communisme
Politiek streven om alle rijkdom en bezit gelijk te verdelen. Zodat iedereen gelijk is.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Stalin
Toen Lenin in 1924 overleed werd Jozef Stalin de nieuwe leider van de communistische partij. 
Stalin wilde met niemand samenwerken en werd vanaf 1928 dictator
  • bedacht de vijfjarenplannen: elke vijf jaar werd vooraf besloten wat en hoeveel de fabrieken gingen maken
  • wilde de Sovjet-Unie snel groot en sterk maken
dictator
Alleenheerser die vaak regeert met steun van het leger en de (geheime) politie.
vijfjarenplan
Van te voren besloten plan hoeveel en wat fabrieken in de komende vijf jaar gaan maken. Er werd niet meer, maar ook niet minder gemaakt.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Grote terreur
Omdat Stalin niemand vertrouwde zag hij iedereen als tegenstander. Hij liet iedereen oppakken die het oneens was met hem en stuurde deze mensen naar werkkampen in Siberië.
Rechtszaken waren maar schijn. Overal waren spionnen en verklikkers. Niemand durfde meer iets tegen hem te ondernemen.
terreur
Macht uitoefenen door geweld te gebruiken of daarmee te dreigen.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Stalin: onze Grote Leider
Stalin maakte veel gebruik van propaganda. Daardoor werd hij door alle inwoners 'vadertje Stalin' genoemd.
Pas na de dood van Stalin (in 1954) kwamen er berichten naar buiten van de grote terreur die hij had aangericht. Meer dan 20 miljoen mensen waren gestorven.
terreur
Macht uitoefenen door geweld te gebruiken of daarmee te dreigen.
propaganda
Politieke reclame.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Wat is het communisme?
A
Het streven om alle rijkdom bij de fabrieksbazen te houden.
B
Het streven om alle rijkdom gelijk te verdelen.
C
Het streven naar gelijkheid.
D
Het streven om ongelijk te zijn. Ik heb meer dan jij.

Slide 19 - Quiz

In welk jaar kwamen de Russen in opstand tegen de tsaar?
A
In 1914, meteen met de Eerste Wereldoorlog.
B
In 1917, toen er al veel doden waren gevallen en mensen ontevreden waren.
C
In 1924, toen mensen doorkregen dat de oorlog niet zou eindigen.
D
In 1939, toen Hitler de macht in Polen greep.

Slide 20 - Quiz

Wat is geen oorzaak voor de Russische Revolutie?
A
Mensen hadden veel honger.
B
Mensen waren arm.
C
Er waren veel slachtoffers gevallen in de Eerste Wereldoorlog.
D
De communisten kwamen aan de macht.

Slide 21 - Quiz

Wie kwamen er in 1917 in Rusland aan de macht?
A
De tsaar bleef zijn macht houden.
B
De communisten.
C
De nazi's.
D
De fabrikanten.

Slide 22 - Quiz

Wat werd in 1922 de naam van Rusland?
A
De Sovjet-Unie
B
Tsarenland
C
Rusland
D
Siberië

Slide 23 - Quiz

Wat is een dictator?
A
Iemand die de macht deelt met anderen.
B
Iemand die zelf alle macht had.
C
Iemand die alleen heerst én de steun heeft van het leger en de (geheime) politie.
D
Iemand die de macht deelt met anderen en het volk laat beslissen.

Slide 24 - Quiz

Wat is propaganda?
A
Politieke reclame
B
Politieke steun
C
Politieke tegenstand
D
Politieke opstand

Slide 25 - Quiz

Waarom maakte Stalin graag gebruik van propaganda?
A
Om te laten zien hoe slecht hij kon regeren.
B
Om te laten zien hoe geweldig andere mensen waren.
C
Om te laten zien hoe geweldig hij was.
D
Om te laten zien hoe geweldig andere landen waren.

Slide 26 - Quiz

Waar werden mensen naartoe gestuurd als ze het niet eens waren met Stalin?
A
Naar een hotel om even lekker te ontspannen.
B
Naar het buitenland, dan waren ze van die persoon af.
C
Naar school om te leren hoe het wel moet.
D
Naar werkkampen in Siberië, om kei hard te werken.

Slide 27 - Quiz

Maak de goede combinaties tussen het begrip en de betekenis.
Begrip
Betekenis
Alle macht en bezit gelijk verdelen.
Iemand die alle macht heeft en gesteund wordt door het leger en (geheime) politie.
Politieke reclame
communisme
dictator
propaganda

Slide 28 - Drag question

Begrippen uit deze les
  • communisme
  • dictator
  • propaganda

  • terreur
  • absolutisme
  • vijfjarenplan

Slide 29 - Slide

Welk begrip?
Alle rijkdom en bezit gelijk verdelen.
A
Kapitalisme
B
Communisme
C
Socialisme
D
Fabrikantisme

Slide 30 - Quiz

Welk begrip?
Politieke reclame
A
Kapitalisme
B
Communisme
C
Propaganda
D
Reclame

Slide 31 - Quiz

Welk begrip?
Alleenheerser die vaak regeert met steun van het leger en (geheime) politie.
A
Democraat
B
Dictator
C
Koning
D
Minister-president

Slide 32 - Quiz

Jaartallen uit deze les

  • 1917: Russische Revolutie
  • 1922: Rusland wordt Sovjet-Unie
  • 1924: Stalin komt aan de macht
  • 1954: Stalin overlijd

Slide 33 - Slide

Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
De Eerste Wereldoorlog breekt uit.
Mensen in Rusland komen in opstand.
Stalin komt aan de macht.
Rusland heet vanaf nu de Sovjet-Unie.
Stalin overlijd.

Slide 34 - Drag question

Personen uit deze les

  • Tsaar Nicolaas II
  • Lenin
  • Stalin

Slide 35 - Slide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 36 - Open question

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 37 - Open question