Engels

Engeland

Schotland
Wales 
Noord Ierland 
Belgie 
1 / 11
next
Slide 1: Drag question
Voortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Engeland

Schotland
Wales 
Noord Ierland 
Belgie 

Slide 1 - Drag question

Welk Engels woord past hierbij?

Help! Where is my umbrella
A
snow
B
fog
C
sun
D
rain

Slide 2 - Quiz

Schrijf 'krant' in het Engels.
timer
0:20

Slide 3 - Open question

Vertaal naar Engels:
Dit is mijn oom

Slide 4 - Open question

Hoe zeg je "kleedkamer" in het Engels?
A
cloth room
B
dress room
C
dressing room
D
change room

Slide 5 - Quiz

Hoe zeg je "natuurlijk" in het Engels?
A
of course
B
nature
C
nice
D
tired

Slide 6 - Quiz

Vertaal het woord naar het Engels: bezorgen
A
deliver
B
delivery
C
discount
D
dissapear

Slide 7 - Quiz

Vertaal het woord naar het Engels: prijskaartje
A
price
B
prize
C
tage
D
price tag

Slide 8 - Quiz

Hoe zeg je loopneus in het Engels?
A
funny nose
B
runny nose
C
bunny nose
D
running nose

Slide 9 - Quiz

Hoe zeg je dit in het Engels? >

'Trouwden'
A
Marryed
B
Maryed
C
Marid
D
Married

Slide 10 - Quiz

Hoe zeg je aan sport doen in het Engels?
A
act sports
B
have sports
C
like sports
D
practise sports

Slide 11 - Quiz