TH 2(H5) - DNA - les 2

Thema 2 (H5) DNA

BS 1 Bouw en functie van DNA 
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Thema 2 (H5) DNA

BS 1 Bouw en functie van DNA 

Slide 1 - Slide

vandaag:
korte herhaling
nabespreking opgave 2 t/m 4

aan de slag met opgave 5 en BS 2

Slide 2 - Slide

Leerdoelen - BS1
Na deze les kun je:
  •  de bouw en functies van DNA beschrijven

Slide 3 - Slide

begrippen BS1
DNA
genoom
mtDNA
kernDNA
nucleïnezuur
nucleotide
desoxyribose
adenine (A)
thymine (T)
cytosine (C)
guanine (G)
enkelstrengs DNA
basenparing
basenpaar
dubbelstrengs DNA
helixstructuur
sequentie
gen
niet-coderend DNA
repetitief DNA

Slide 4 - Slide

DNA - bouwstenen
nucleotiden (naar eerste ontdekking in nucleus)
nucleïnezuur
  • monosacharine = suiker: deoxyribose
  • fosfaatgroep 
  • stikstofbase:
     A = adenine
     T = thymine
     C = cytosine
     G = guanine 

Slide 5 - Slide

DNA - bouwstenen
nucleotiden:
aan elkaar gekoppeld
- lange keten - enkelstrengs DNA

    Slide 6 - Slide

    DNA - bouwstenen
    - 2 ketens enkelsstrengs DNA worden d.m.v. 
    baseparing aan elkaar verbonden :
    • A's met T's 
    • C's met G's 

    combi's: (BINAS 71)
    AT (beide hoekig)
    CG(beide rond) 

    Slide 7 - Slide

    DNA
    genoom 
    • ATCG naast elkaar = sequentie 

    Slide 8 - Slide

    DNA in een eukaryoot
    opgerold tot:
    • helix 
    • spiraal
    • dikke draad
    • chromosoom
    zo past het in de 
    celkern!!

    Slide 9 - Slide

    circulair DNA
    mitochondriën en
    chloroplasten hebben 
    circulair DNA 
    net als bepaalde bacteriën
    en virussen
    • deze kunnen onafhankelijk 
         functioneren door eigen DNA! 

    Slide 10 - Slide

    Wat zijn de basenkoppels bij het DNA?
    A
    A met T C met G
    B
    A met C G met T
    C
    A met G C met T

    Slide 11 - Quiz

    Wat is dubbelstrengs DNA?
    A
    een basenkoppel
    B
    2 nucleotiden ketens met elkaar verbonden tot een helix
    C
    1 rij van nucleotiden aan elkaar
    D
    herhaalde sequentie

    Slide 12 - Quiz

    Wat is een gen?
    A
    een basenpaar
    B
    een spiraal gevormde structuur
    C
    al het DNA bij elkaar
    D
    een deel van een DNA-molecuul dat een code voor een eiwit bevat

    Slide 13 - Quiz

    Repetitief DNA is:
    A
    DNA dat de repetitie goed heeft gemaakt
    B
    een gen
    C
    DNA met veel herhalingen
    D
    een helix

    Slide 14 - Quiz

    3a zet van groot naar klein
    groot
    klein
    genoom
    DNA-molecuul
    chromosoom
    gen
    thymine
    nucleotide

    Slide 15 - Drag question

    3b. wat is de nucleotide sequentie van de andere (complementaire) streng?
    CGGATACGGTTA

    Slide 16 - Open question

    3c. Waarom is het gewichtpercentage van adenine vrijwel gelijk aan dat van thymine?
    A
    dat is toeval
    B
    omdat er overal ongeveer een kwart van is.
    C
    omdat deze samen een basenkoppel vormen
    D
    omdat het chromosoom is dubbel geklapt.

    Slide 17 - Quiz

    3d. DNA is opgebouwd uit slechts 4 verschillende nucleotiden, hoe kunnen deze coderen voor veel meer verschillende eiwitten?
    A
    door de locatie
    B
    er zijn maar 4 eiwitten
    C
    er zijn er stiekem meer
    D
    de nucleotiden vormen samen een code

    Slide 18 - Quiz

    4. Waarom maakt de mens geen vitamine C meer aan terwijl andere zoogdieren dat nog wel doen?
    A
    we hebben geen vitamine C nodig
    B
    we eten genoeg vitamine C met ons voedsel
    C
    vitamine D compenseert

    Slide 19 - Quiz

    Thema 2 (H5) DNA

    BS 1 Bouw en functie van DNA 

    nog vragen??? 

    Slide 20 - Slide

    Thema 2 (H5) DNA

    BS 2 DNA-replicatie 

    Slide 21 - Slide

    Begrippen BS2
    S-fase
    DNA-replicatie
    vrije DNA-nucleotiden
    DNA-polymerase 
    chromatiden
    telomeer
    DNA-analyse
    sequencen

    Slide 22 - Slide

    Je kan het je vast niet meer herinneren, maar vlak na de bevruchting bestond je nog uit maar 1 cel!
    Nu ben je ongeveer 30 biljoen cellen groot, dus 
    301012

    Slide 23 - Slide


    Hoe heet het proces waardoor je van 1 cel 2 cellen kunt maken?

    Slide 24 - Open question

    Celdeling 
    Door middel van celdeling maak je van een cel een identieke dochter cel. Deze cel moet dus ook hetzelfde DNA hebben.

    celdeling start dus ook altijd met het kopieren van DNA, ook wel replicatie genoemd.

    Slide 25 - Slide

    Wat is DNA-replicatie?
    het kopiëren van het DNA zodat alle cellen een celkern met DNA krijgen na celdeling

    tijdens de S-fase van de celcyclus (de wat??)

    Slide 26 - Slide

    waar/wanneer - hoe

    Slide 27 - Slide

    Celdeling
    mitose 

    Slide 28 - Slide

    Celdeling
    tijdens de S-fase 
    vindt de DNA-synthese/
    DNA-replicatie plaats 

    Slide 29 - Slide

    waar/wanneer - hoe
    de replicatie

    Slide 30 - Slide

    stap 1
    verbindingen van de base paren worden verbroken 

    Slide 31 - Slide

    stap 2
    en gaan de 2 strengen uit elkaar

    Slide 32 - Slide

    stap 3
    DNA-polymerase wordt erbij gehaald...


    Slide 33 - Slide

    stap 3
    DNA-polymerase wordt erbij gehaald...

    dit enzym koppels een nieuwe complementaire base aan de vrijgekomen streng

    Slide 34 - Slide

    stap 4
    DNA-polymerase hecht aan de oude keten en maakt een nieuwe complementaire streng

    Slide 35 - Slide

    stap 4
    DNA-polymerase hecht aan de oude keten en maakt een nieuwe complementaire streng
    -> door stap voor stap nieuwe nucleotiden te matchen en verbinden

    Slide 36 - Slide

    chromosoom
    een chromosoom bestaat uit 2 chromatiden die na elke celdeling bestaat uit een:
    • oude keten 
    • nieuwe keten

    Slide 37 - Slide

    chromosoom
    centromeer
    • plek waar de chromosomen aan elkaar zitten aan het begin van de mitose

    Slide 38 - Slide

    telomeer
    • niet-coderend DNA
    • beschermd de uiteinde 
    • repeterend: TTAGGG 
    • na elke celdeling korter

    Slide 39 - Slide

    aan de slag
    opdracht 6+7

    Slide 40 - Slide

    6A. Welk enzym komt in actie nadat de 2 DNA strengen uitklaar zijn gegaan? (BINAS 71D)
    A
    DNA-polymerase
    B
    DNA-ligase
    C
    DNA-helicase
    D
    DNA-chromatase

    Slide 41 - Quiz

    6B Een diploïde cel kan je aangeven met 2n, hoe kan je een diploïde cel met mitose weergeven?
    A
    2n
    B
    6n
    C
    4n
    D
    2n / a 2n+2n

    Slide 42 - Quiz

    6c. Waarom worden chromosomen vaak afgebeeld als een X?
    A
    dit is makkelijker als een bolletje DNA zoals het de celkern zit
    B
    dit is gewoon bedacht zo
    C
    Doordat chromosomen aan het begin van de mitose zo aan elkaar vast zitten.
    D
    dit is de afkorting van chromosoom in de wetenschap

    Slide 43 - Quiz

    chromosoom
    centromeer
    • plek waar de chromosomen aan elkaar zitten aan het begin van de mitose

    Slide 44 - Slide

    6D. Bij het gebruik van radioactief gelabelde nucleotiden, welke chromatiden bevatten deze na een S-fase van een celcyclus?
    A
    alleen de leidende
    B
    alleen de complementaire streng
    C
    beide strengen

    Slide 45 - Quiz

    7a. Onderzoekers bekijken de telomeren van mensen ter indicatie hoe lang zij theoretisch gezien nog te leven hebben. Waarom bekijken ze de telomeren?
    A
    hier zit veel repetitief DNA in
    B
    hier worden snel fouten in gemaakt bij de replicatie
    C
    deze bevatten de originele leidende streng
    D
    deze worden steeds iets korter na elke celdeling

    Slide 46 - Quiz

    7B. Waarom kan je bij prokaryoten geen telomeren bestuderen?
    A
    deze worden niet korter na elke celdeling
    B
    ze hebben circulair DNA dus hebben gene uiteinde
    C
    hun telomeren worden juist langer
    D
    het circulaire DNA wordt steeds op een ander punt aan elkaar geplakt

    Slide 47 - Quiz

    Slide 48 - Video

    Sequencen
    • DNA-analyse methode 
    • bepalen van de volgorde van de nucleotiden
    • gebruikt bij verwantschapt onderzoek, forensisch onderzoek, etc

    Slide 49 - Slide

    aan de slag -> huiswerk 

    opdracht 8+9
    lees BS 3

    Slide 50 - Slide