1.5: Lengte en tijd

Hoofdstuk 1: Natuurkunde en scheikunde

Paragraaf 5: Lengte en tijd
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1: Natuurkunde en scheikunde

Paragraaf 5: Lengte en tijd

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt van een aantal meetapparaten uitleggen waarvoor je ze gebruikt.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen analoge en digitale meetapparatuur.
  • Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
  • Je kunt de tijd aflezen op een stopwatch.
  • Je kunt de lengte meten in centimeter en millimeter.
  • Je kunt centimeter en millimeter naar elkaar omrekenen.

Slide 2 - Slide

Deze les
Toets H1 
Herhalen en afronden § 1.5
Proef 2 lengte meten

Slide 3 - Slide

Toets H1
woensdag 23 okt

Hoe leer je voor nw?

Dinsdag 22 okt oefentoets 

Slide 4 - Slide

Meetapparatuur
Welke zie je?             Analoog en digitaal
Wat kun je ermee meten?

Slide 5 - Slide

Grootheid en eenheid
Een grootheid is iets wat je kunt meten

De eenheid is de maat die je gebruikt. Die staat achter het getal.

De afstand van school naar de supermarkt is 500 meter.
Mijn leeftijd is 13 jaar

Slide 6 - Slide

Tijd meten





Welke eenheden ken je voor het meten van de tijd?

Slide 7 - Slide

Tijd meten
Stopklok
Stopwatch

Analoog - Wijzers
Digitaal - Cijfers

Slide 8 - Slide

Lengte meten
Kies je meetapparaat goed! 




Hoe reken je om van cm naar mm? En andersom?
5 cm = ... mm                     5 mm = ... cm

Slide 9 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt van een aantal meetapparaten uitleggen waarvoor je ze gebruikt.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen analoge en digitale meetapparatuur.
  • Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
  • Je kunt de tijd aflezen op een stopwatch.
  • Je kunt de lengte meten in centimeter en millimeter.
  • Je kunt centimeter en millimeter naar elkaar omrekenen.

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
Pak een geodriehoek of lineaal en maak proef 2 op blz 42 en 43.
Klaar? Maken opgave 1 t/m 14 van § 1.5
Leren voor de toets

Slide 11 - Slide