les 5





  • ik controleer het gemaakte werk
  • we kijken paragraaf 2.4 na
  • we kijken mbv een aantal controle vragen hoe je ervoor staat
Deze les
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson





  • ik controleer het gemaakte werk
  • we kijken paragraaf 2.4 na
  • we kijken mbv een aantal controle vragen hoe je ervoor staat
Deze les

Slide 1 - Slide

Opgave 2.16a
Vier balansen; sommigen zijn fout.

Eerste tip: kijk of de balans in evenwicht is.
    Is dit niet het geval dan is de balans sowieso fout.

Balans 2 is dus fout.

Tweede tip: kijk of de balansposten aan de juiste kant staat. Bezittingen => debet, schulden => credit



Slide 2 - Slide

Opgave 2.16a
Balans 1: er is evenwicht
               Crediteuren staat aan de debet kant....

Crediteuren zijn mensen aan wie wij nog geld moeten betalen. Het is dus een schuld. En schulden staan aan de creditkant.

Balans 1 is dus onjuist.



Slide 3 - Slide

Opgave 2.16a
Balans 2: er is geen evenwicht
               

Balans 2 is dus onjuist.



Slide 4 - Slide

Opgave 2.16a
Balans 3: er is evenwicht
               Alle bezittingen staan debet en
               het EV staat credit

Je zou meer schulden verwachten, maar dit hoeft niet zo te zijn.

Balans 3 is dus juist.



Slide 5 - Slide

Opgave 2.16a
Balans 4: er is evenwicht
               Kas staat aan de credit kant....

Kas is het geld wat in de kassa zit. Dit is geen schuld.

Balans 4 is dus onjuist.



Slide 6 - Slide

Opgave 2.16b
1 Saar heeft Lukas iets verkocht op rekening: 
Voor Saar is Lukas een debiteur: 
   ze krijgt nog geld van hem.

Lukas heeft iets bij Saar gekocht op rekening:
Voor Lukas is Saar een crediteur:
   Lukas moet Saar nog betalen



Slide 7 - Slide

Opgave 2.16b
2 Kasgeld is een onderdeel van het eigen vermogen:
   onjuist
   Kasgeld staat aan de debetkant,
   EV staat aan de creditkant.

Het is wel zo dat met het geld van
het EV (en de overige schulden)
het kasgeld (en de overige bezittingen)
is aangeschaft



Slide 8 - Slide

Opgave 2.16b
3 Als het slecht gaat met een bedrijf is de balans niet
   in evenwicht: onjuist 
           => een balans is altijd in evenwicht!

Debet
Credit
Evenwicht

Slide 9 - Slide

Opgave 2.16b
4 Een ventilator bij een restaurant is inventaris, 
   dit klopt
   


   in een schap van een winkel voorraad.
   Dit klopt ook!





Slide 10 - Slide

Opgave 2.16c
Een handelsonderneming koopt kant en klare producten in die ze vervolgens door verkopen aan klanten.


Een industriële onderneming maakt zelf producten die ze vervolgens verkopen aan klanten.





Slide 11 - Slide

Opgave 2.16d
Een industriële onderneming maakt zelf producten die ze vervolgens verkopen aan klanten, zij maken dus vast gebruik van machines. 
En wellicht hebben ze ook vooraad grondstoffen of voorraad halffabricaten op hun balans staan.









Slide 12 - Slide

Opgave 2.16e
Als een bedrijf een pand huurt dan zie je dit niet op de balans.
Bij een eigen pand (gekocht) zie je op de balans aan de debet kant. Daar staat dan Gebouw, of Pand.

Vaak zie je dan ook aan de creditkant de Hypotheek staan (of de schuld moet al helemaal zijn afgelost)









Slide 13 - Slide

Opgave 2.17a
Overige kosten bij dit bedrijf zouden kunnen zijn:
reclame kosten
advertentie kosten
verzekeringskosten
energiekosten
huurkosten
autokosten









Slide 14 - Slide

Opgave 2.17b
Omzet Premium:
   12000 x 49,90 = 598.800
Omzet Beta:
   21000 x 29,90 = 627.900

Totale omzet € 1.226.700,-









Slide 15 - Slide

Opgave 2.17c
Inkoopwaarde Premium:
   12000 x 34 = 408.000
Inkoopwaarde Beta:
   21000 x 21 = 441.000

Totale inkoopwaarde € 849.000,-


Slide 16 - Slide

Opgave 2.17d
Brutowinst Premium:
   12000 x (49,90 - 34) = 190.800
Brutowinst Beta:
   21000 x (29,90 - 21) = 186.900

Totale Brutowinst € 377.700,-

of omzet - inkoopwaarde (1.226.700 - 849.000)


Slide 17 - Slide

Opgave 2.17e
Scontrovorm: naast elkaar (zoals de balans eruit ziet)


Debet
Credit
Inkoopwaarde Premium
€     408.000,-
Omzet Premium
€   598.800,-
Inkoopwaarde Beta
€     441.000,-
Omzet Beta
€   627.900,-
Loonkosten
€     164.000,-
Afschrijvingskosten
€     112.000,-
Interestkosten
€      34.000,-
Overige kosten
€      25.000,-
Resultaat
€      42.700,-
                            totaal
€ 1.226.700,-
                 totaal
€ 1.226.700,-
winst- en verliesrekening juni

Slide 18 - Slide

Opgave 2.17f
Paginavorm: onder elkaar


Omzet
€  1.226.700,-
Inkoopwaarde 
€     849.000,-
Brutowinst
€     377.700,-
Bedrijfskosten
Loonkosten
€     164.000,-
Afschrijvingskosten
€     112.000,-
Interestkosten
€      34.000,-
Overige kosten
€      25.000,-
Totale bedrijfskosten
€    335.000,-
Resultaat
€      42.700,-

Slide 19 - Slide

Opgave 2.18a
Balans speelgoedwinkel

Alle bezittingen komen aan de debetkant
Alle schulden komen aan de creditkant
Bezittingen:
debiteuren
kas
bank
inventaris
bestelbusje
voorraad goederen
Schulden:
Crediteuren
Overige kortlopende schulden

Het verschil tussen de debet- en creditkant is het eigen vermogen

Slide 20 - Slide

Opgave 2.18a + b
Ga de balans maken mbv het invulblad.
We kijken hem straks even na,
dan gaan we daarna gezamelijk opdracht b maken.
timer
3:00

Slide 21 - Slide

Opgave 2.18c 
Ga de balans maken mbv het invulblad.


Je kijkt naar de balans die je bij 2.18a hebt gemaakt
plus je kijkt naar de veranderingen die je bij 2.18b hebt gemaakt.

timer
3:00

Slide 22 - Slide

Opgave 2.19a 
Hypotheek was 1.400 en is nu 1.100 (x € 1000) 
     er is dus € 300.000,- afgelost


Slide 23 - Slide

Opgave 2.19b 
Gebouw was 1.800 en is nu 2.100 (x € 1000) 
     er is dus € 300.000,- bijgekomen

Dat komt bijvoorbeeld door:
  • waardestijging
  • aankoop nieuwe gebouwen
  • verbouwingen


Slide 24 - Slide

Opgave 2.19c 
eigen vermogen was 3.700 en is nu 4.200 (x € 1000) 
     er is dus € 500.000,- bijgekomen

Dat komt bijvoorbeeld door:
  • winstinhoudingen (winst is niet uitgekeerd)
  • uitgifte nieuwe aandelen

Het gaat hier om een NV (Naamloze Vennootschap)
die aandelen heeft uitgegeven => EV


Slide 25 - Slide

Opgave 2.19d 
Bank stond aan de creditkant voor 50 (x € 1000) 
(dit wil zeggen dat het bedrijf rood stond)
Nu staat het voor 250 (x € 1000) aan de debetkant

Het banksaldo is dus toegenomen met € 300.000,- 


Slide 26 - Slide

Opgave 2.19d 
Inventaris stond op de balans voor 1.900 (x € 1000) Nu staat er 2.250 (x € 1000) op de balans

De inventaris is dus al toegenomen met € 350.000,- 
Er is ook € 200.000,- afgeschreven dus 
Inventaris is in totaal met € 550.000,- toegenomen

Er is dus voor € 550.000,- aan inventaris bijgekocht. 


Slide 27 - Slide

Opgave 2.20a 
Is het huiswerk voor de volgende les, hier kun je nu aan gaan beginnen!

In de volgende les gaan we deze eerst nakijken en daarna kun je dan opdracht b maken. 


Slide 28 - Slide