13/1 Frans 1a3 zke

Le cours de français !
Programme:
- l'heure
- bron H: le verbe être

Doel van de les: de kloktijden in het Frans écht begrijpen
het werkwoord être kennen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Le cours de français !
Programme:
- l'heure
- bron H: le verbe être

Doel van de les: de kloktijden in het Frans écht begrijpen
het werkwoord être kennen

Slide 1 - Slide

Ff checken...
Hoe ging het huiswerk?
- Vragen?
- Online methode
- Vragenmoment
-  Les dinsdag

Slide 2 - Slide

Zeg in het Frans: Het is 00h30

Slide 3 - Open question

zijn
Let op de uitspraak bij vous êtes  :  <z>
en bij 
ils sont   &
elles sont......   :  <S>

Houd   tu es  en
il / elle / on est
uit elkaar :
overal  1  "t"
Leer 2 kanten op :
F>N  &  N>F
tu es = ....
Ils  sont = .....
être

Slide 4 - Mind map

zijn =
A
être
B
avoir

Slide 5 - Quiz

hebben =
A
être
B
avoir

Slide 6 - Quiz

être of avoir?

Tu es
A
être
B
avoir

Slide 7 - Quiz

être of avoir?

Il a
A
être
B
avoir

Slide 8 - Quiz

être of avoir?

Ils ont
A
être
B
avoir

Slide 9 - Quiz

être of avoir?

Je suis
A
être
B
avoir

Slide 10 - Quiz

être of avoir?

Ils sont
A
être
B
avoir

Slide 11 - Quiz

être of avoir?

Tu es
A
être
B
avoir

Slide 12 - Quiz

elles (avoir)
A
ont
B
sont

Slide 13 - Quiz

nous (avoir)
A
sommes
B
êtes
C
avez
D
avons

Slide 14 - Quiz

elle (avoir)
A
vont
B
sont
C
ont
D
a

Slide 15 - Quiz

tu (avoir)
A
es
B
as
C
a
D
est

Slide 16 - Quiz

ils (avoir)
A
ont
B
avoir
C
sont
D
a

Slide 17 - Quiz

Tu (être)
A
as
B
est
C
es
D
sont

Slide 18 - Quiz

Nous (être)
A
faisons
B
avons
C
êtes
D
sommes

Slide 19 - Quiz

Elle ..... douze ans
A
est
B
a
C
es
D
ont

Slide 20 - Quiz

Je .... une fille.
A
est
B
être
C
suis
D
as

Slide 21 - Quiz

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij zijn
C.  jij/je  hebt
D.  wij/we  zijn
E. jij / je bent
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  es
3.  ils  sont
4.  tu  as
5.  nous  sommes
6.  elle  a

Slide 22 - Drag question

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. u  heeft
B. zij zijn
C.  ik  ben
D.  men  is / wij hebben
E.  ik  heb
F. jullie  zijn
1.  vous  avez
2.  j' ai
3.  elles  sont
4.  je  suis
5.  on  est
6. vous  êtes

Slide 23 - Drag question

   Être
Wat weet je van het werkwoord
être ? Waar moet je op letten?
Handige tips....

Slide 24 - Mind map

Voca E
Samen de voca van E doornemen

Slide 25 - Slide

Au travail !
Ga zelfstandig aan het werk met onderstaande opdrachten. Ik ben online voor vragen. Let op! De volgende opdrachten maak je online. Dit is ook huiswerk voor de volgende les (woensdag 20 januari)

- Fais ex. 17(+d), 18,,, 20, 22
- Apprends grammaire D en voca EF

en ook: maak bron F, ex. 23, 24, 25, 26acd

Slide 26 - Slide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 27 - Mind map

À mercredi !

Slide 28 - Slide