2.1 Beschrijf God in een aantal begrippen en/of karakteristieken aan de hand van de gegeven
bijbelteksten.
2.2 De tekst uit Romeinen (1:19-20) geeft aan dat er empirische en rationele gronden voor God
zijn. Leg uit wat dit betekent.
2.3 Wat vind je van het historisch argument dat professor Kees van der Kooi maakt en wat
betekent dit voor de wetenschappelijke onderbouwing van het geloof?
2.4 Hoe belangrijk zijn wetenschappelijke bewijzen voor jou met betrekking tot de
waarheidsclaim van het bestaan van God?
2.5 Wat vind je van de kritiek van Feuerbach? En hoe verhoudt dit zich tot het argument van van
der Kooi?
2.6 Zoek uit waar Karl Marx met zijn kritiek op doelt. Wat vind jij hiervan?