Hoofdstuk 1. Deel 2

Hoofdstuk 1 - inkoop, verkoop en BTW
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 105 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1 - inkoop, verkoop en BTW

Slide 1 - Slide

Planning 
  • Herhaling H1 
  • Opdracht 1.10 klassikaal 
  • Zelfstandig werken Opdrachten 1.09 t/m 1.15   
  • Quizvragen

Slide 2 - Slide

Belastingen
  • Directe belastingen: 
Gaan direct van de belastingbetaler             de belastingdienst 

  • Indirecte belastingen: (tussenpersoon)
Van consument/             verkopende partij            belastingdienst
belastingbetaler


Slide 3 - Slide

BTW 
Belasting Toegevoegde Waarde 
  • Toegevoegde waarde staat voor winst 
  • Belasting over de winst van een producten (en diensten)


Slide 4 - Slide

BTW 
Belasting Toegevoegde Waarde 
  • Algemeen (hoog) tarief 21%: alle goederen of diensten, die niet onder 0% of 9% vallen. Luxe goederen of diensten.
  • Verlaagd (laag) tarief 9%: bijvoorbeeld voeding, niet alcoholische dranken, water, boeken, …..
  • Nul-tarief 0%: Export naar het buitenland.



Slide 5 - Slide

BTW

Slide 6 - Slide

Inkoop 
Netto inkoopprijs                100%
BTW                          +                9%  +
Inkoopfactuurprijs              109%

                            OF 
Netto inkoopprijs                 100%
BTW                          +               21% +
Inkoopfactuurprijs               121%


'
Inkoopfactuurprijs             109%
BTW                         -                 9% -
Netto inkoopprijs              100%

OF
Inkoopfactuurprijs             121%
BTW -                                         21% -
Netto inkoopprijs                100%
(Bruto inkoopprijs)
(Bruto inkoopprijs)
(Bruto inkoopprijs)

(Bruto inkoopprijs)

Slide 7 - Slide

Verkoop 
Netto Verkoopprijs               100%
BTW                                         9%  +
Consumentenprijs              109%

                            OF 
Netto verkoopprijs               100%
BTW                          +               21% +
Consumentenprijs               121%



Consumentenprijs             109%
BTW                         -                 9% -
Netto verkoopprijs              100%

OF
Consumentenprijs             121%
BTW                          -                21% -
Netto Verkoopprijs               100%
(Bruto verkoopprijs)
(Bruto verkoopprijs)
(Bruto verkoopprijs)
(Bruto verkoopprijs)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

BTW afdragen
Ontvangen BTW (verkopen)             aan de belastingdienst geven
Betaalde BTW (inkopen)             Krijg je terug van belastingdienst

Ontvangen BTW (verkopen) 
Betaalde BTW (inkopen)     -
Af te dragen BTW 

Slide 11 - Slide

Opdracht 1.10 
  • Blz. 29
  •  Tijd: 5 min 


Slide 12 - Slide

OPDRACHT 1.10 antwoord: 
 Ontvangen BTW (verkopen) € 4.465,00 (Te betalen BTW aan de fiscus)
 Betaalde BTW (inkopen) - € 3.306,00 (Te vorderen BTW van de fiscus)
    =     Af te dragen BTW € 1.159,00 (Te betalen)

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken 
  • Opdrachten  1.09 t/m 1.15

Slide 14 - Slide


De verkoopprijs inclusief btw is lager dan de verkoopprijs exclusief btw
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz


Btw is een voorbeeld van
A
directe belasting
B
indirecte belasting
C
meestal een directe belasting
D
meestal een indirecte belasting

Slide 16 - Quiz

De consumenten prijs is €67 (inclusief BTW), de BTW is 21%. Wat is de verkoopprijs?
A
€52,93
B
€55,37
C
€50,37
D
€51,93

Slide 17 - Quiz

Soms staat er bij een prijs "exclusief BTW".
Zit er dan wel BTW of geen BTW in die prijs?
A
wel BTW
B
geen BTW

Slide 18 - Quiz

Het btw-bedrag dat een bedrijf ontvangt van zijn klanten moet:
A
Het bedrijf overdragen aan de belastingdienst
B
Het bedrijf terugvragen aan de belastingdienst
C
Het bedrijf bij de omzet meetellen
D
Het bedrijf verdelen over de werknemers

Slide 19 - Quiz

Bij welke benaming is de verkoopprijs exclusief btw?
A
Bruto verkoopprijs
B
Consumentenprijs
C
Netto verkoopprijs
D
Inkoopfactuurprijs

Slide 20 - Quiz

De inkoopprijs van een product is 20 euro. De brutowinst = 25%. Wat is de verkoopprijs?
A
€ 45
B
€ 15
C
€ 25
D
€ 30

Slide 21 - Quiz

De consumentenprijs is altijd
exclusief BTW
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Onder welke BTW tarief valt het volgende product?
A
9%
B
21%
C
0%

Slide 23 - Quiz

BTW is een afkorting.
BTW staat voor ...
A
belasting over de toenemende waarde
B
belasting tegen waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting over de toegevoegde waarde

Slide 24 - Quiz

Als het te vorderen btw-bedrag hoger is dan het te betalen btw-bedrag krijgt het bedrijf btw terug (terug te ontvangen btw)?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

De consumenten prijs is €67 (inclusief BTW), de BTW is 21%. Wat is de verkoopprijs?
A
€52,93
B
€55,37
C
€50,37
D
€51,93

Slide 26 - Quiz