Quiz Afasiebehandeling & Cognitie

Quiz 





Afasiebehandeling & Cognitie
1 / 19
next
Slide 1: Slide
LogopedieHBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Quiz 





Afasiebehandeling & Cognitie

Slide 1 - Slide

Dhr. K. heeft 4 weken geleden een CVA doorgemaakt. Hierdoor heeft hij een afasie gekenmerkt door redelijk taalbegrip op eenvoudig zinsniveau, matige woordvindingsproblemen en agrammatische zinsbouw.
Dhr. is zeer emotioneel en heeft moeite met het accepteren van zijn talige en communicatieve problemen.

- Bij dhr. is het goed om direct te starten met het gebruik van een ondersteunend communicatiehulpmiddel

A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

Dhr. T heeft sinds 8 maanden een afasie en woont in het verpleeghuis.

- Op welk ICF-niveau, in deze fase, is het belangrijk dat bij de logopedie de problemen in kaart gebracht worden?

Slide 3 - Open question

Je hebt een afasiepatiënt in behandeling. Momenteel behandel je overwegend op functieniveau.

- Je verwacht dan, naast vooruitgang op functieniveau, ook vooruitgang op activiteiten- en participatieniveau.

A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Materiaal en oefeningen binnen de afasietherapie kun je vaak op verschillende niveaus van het ICF inzetten en hanteren.

- Op welk(e) niveau(s) kun je foto's van voorwerpen en dieren inzetten als je de taalproductie traint?

A
Functieniveau
B
Activiteitenniveau
C
Functie & Activiteitenniveau
D
Functie-Activiteiten-Participatieniveau

Slide 5 - Quiz

Wanneer een afasiepatiënt behandeld wordt op functie/stoornisniveau, wordt `communicatieve therapie` toegepast.
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

In de chronische fase is het zinvol om thuis online te oefenen met woordvindingsoefeningen (zoals in afasietherapie.nl).

A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Mw. L. heeft een afasie met als hoofdsymptomen:
- Licht aangedaan taalbegrip op laagfrequent woordniveau en meervoudig zinsniveau, zowel auditief als leesinhoudelijk
- Semantische parafasieën in matige ernst.
- Ernstig verminderde luisterhouding, ernstig verminderd oogcontact
Hulpvraag van familie: Wij willen dat mw. ons beter begrijpt in gesprekken.

- Je begint met het trainen van het taalbegrip, omdat dit de hulpvraag van de omgeving is.

A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Bij functionele communicatieve therapie is de handicap in het dagelijks leven het uitgangspunt
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Welke vorm van herstel (in de hersenen) ondersteun je als je communicatieve therapie toepast ?

Slide 10 - Open question

Bij afasiepatiënten is het mogelijk een communicatiehulpmiddel in te zetten in de communicatie. Afhankelijk van de aard en ernst van de afasie wordt gezocht naar een passend hulpmiddel.

- Wanneer er sprake is van een semantische stoornis, is een aanwijssysteem op categorie een geschikt hulpmiddel.

A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Binnen het online therapieprogramma STAPP zit de MST (module specifieke training).

- Op basis van welke schema is dit therapieprogramma (MST) gemaakt?

Slide 12 - Open question

Binnen afasietherapie kan er gekozen worden voor impliciet en expliciet leren.

- Onder expliciet leren valt ook het aanleren van het gebruiken van een ondersteunend communicatiehulpmiddel.

A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Momenteel behandel je een cliënt met een ernstige afasie in zowel taalbegrip als taalproductie. De psycholoog heeft in kaart gebracht dat de cognitieve en executieve functies aangedaan zijn.

- Binnen je behandeling van deze cliënt richt je je op het aanleren van het zelfstandig gebruiken van een communicatiehulpmiddel.

A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Cognitie = Processen van denken en waarnemen, waardoor kennis wordt opgeslagen en kan worden gereproduceerd of toegepast
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Taal is 1 van de 6 domeinen die onderscheiden worden in het cognitief functioneren
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Noem eens voorbeelden van:
Executief functioneren

Slide 17 - Mind map

Welke plaats/gebied in de hersenen is betrokken bij het executief functioneren?

Slide 18 - Open question

Het executief functioneren ontwikkelt zich gedurende een heel mensenleven
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz