Inflatie mavo 4

Om te weten
Inflatie--> Stijging van het algemene prijspeil.
  • Je kan van hetzelfde geld minder kopen.
Deflatie--> daling van het het algemene prijspeil
  • Je kan van het zelfde geld meer kopen
Koopkracht--> hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen van je inkomen.

Prijscompensatie--> Als de lonen procentueel even hard stijgen als de inflatie.


1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Om te weten
Inflatie--> Stijging van het algemene prijspeil.
  • Je kan van hetzelfde geld minder kopen.
Deflatie--> daling van het het algemene prijspeil
  • Je kan van het zelfde geld meer kopen
Koopkracht--> hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen van je inkomen.

Prijscompensatie--> Als de lonen procentueel even hard stijgen als de inflatie.


Slide 1 - Slide

Om te weten
Er wordt vaak gesproken over koopkracht stijgingof daling.
Maar hoe werkt dit nu en waarom is inflatie van belang?

Hierbij is belangrijk dat er altijd gerekend wordt met percentages.

Slide 2 - Slide

Voorbeeld 1
Ik heb dit jaar 1,5 % loonsverhoging gekregen, de inflatie is dit jaar 1,0 %.
Wat gebeurt er met mijn koopkracht??

Loonsverhoging- inflatie= koopkracht stijging of daling
dus....
1,5% - 1,0% = 0,5% koopkracht stijging


Slide 3 - Slide

Voorbeeld 2
Ik heb dit jaar 0,5 % rente op mijn spaargeld gekregen, de inflatie is dit jaar 1 ,5%.
Wat gebeurt er met mijn koopkracht??

Rente- inflatie= koopkracht stijging of daling
dus....
0,5% - 1,5% = 1,0 % koopkracht daling


Slide 4 - Slide

Voorbeeld 3
Ik heb dit jaar 2,0% loonsverhoging gekregen, de inflatie is dit jaar 2,0%.
Wat gebeurt er met mijn koopkracht??

loonsverhoging- inflatie= koopkracht stijging of daling
dus....
2,0% - 2,0% = 0,0% er is sprake van  prijscompensatie.


Slide 5 - Slide

Om te weten
Nominaal inkomen--> wordt uitgedrukt in euro's, dus het geld wat je in handen krijgt/verdient.

Reëel inkomen--> de koopkracht die je verdient. Dit meten we in procenten.

Slide 6 - Slide

Juist of onjuist?
Door inflatie daalt de koopkracht
van je geld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

De inflatie stijgt met 2,5%
Het inkomen van Rick stijgt met 1,5%
Met hoeveel procent stijgt of daalt de koopkracht van Rick?
A
Daalt met 0,5%
B
Stijgt met 1%
C
Daalt met 1%
D
Stijgt met 0,5%

Slide 8 - Quiz

Het stijgen van de prijzen heet..
A
koopkracht
B
inflatie
C
rente

Slide 9 - Quiz

De inflatie is 0,5%
Je nominale loon stijgt met 1,2%
Hoeveel % verandert je koopkracht?
A
0,5%
B
1,2%
C
1,7%
D
0,7%

Slide 10 - Quiz

Stijging inkomen in % - inflatie in % = ....
A
reëel inkomen
B
nominaal inkomen
C
modaal inkomen
D
duurzaam inkomen

Slide 11 - Quiz

Wat gebeurt er met de koopkracht als er sprake is van inflatie?
A
De koopkracht blijft gelijk.
B
De koopkracht neemt toe.
C
De koopkracht neemt af.
D
Het heeft niets met elkaar te maken.

Slide 12 - Quiz

Je krijgt een loonsverhoging van 1,25%. De inflatie is 2,1% . Is hier sprake van prijscompensatie?
A
Ja
B
Nee
C
Prijscompensatie? Huh?

Slide 13 - Quiz

Docenten krijgen 3.5% meer loon. Er is geen inflatie.
Wat is juist?
A
Het reële inkomen van docenten stijgt.
B
Het nominale inkomen van docenten stijgt.
C
Het reële en nominale inkomen van docenten stijgt.

Slide 14 - Quiz

In 2014 is de verwachting dat de inflatie 2,9% zal bedragen. Met hoeveel procent moet iemands nominale inkomen stijgen als hij er 3,75% in koopkracht op vooruit wil gaan?
A
0,85%
B
10,88%
C
6,65%
D
6,76%

Slide 15 - Quiz

Om nu te doen!
Maken opdracht 1 en 2 op blz 211 t/m 213.

Slide 16 - Slide