rekenen met gewicht-2

1 / 19
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat was gewicht alweer?
A
grootheid
B
eenheid

Slide 2 - Quiz

eenheden van gewicht

Slide 3 - Mind map

Als iets heel veel weegt is het
A
licht
B
zwaar

Slide 4 - Quiz

Als iets heel weinig weegt is het
A
licht
B
zwaar

Slide 5 - Quiz

De meetinstrument van gewicht is
A
klok
B
meetlint
C
weegschaal
D
horloge

Slide 6 - Quiz

Wat is de afkorting van kilogram?
A
kilo
B
gram
C
g
D
kg

Slide 7 - Quiz

Wat is de afkorting van gram?
A
g
B
gr
C
gram
D
kilo

Slide 8 - Quiz

Hoeveel kilogram is 1000 gram?
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 9 - Quiz

Karin heeft 2 kg appels. Yuri heeft 3 kg appels. Hoeveel kg hebben zij in totaal?

Slide 10 - Open question

Carlos weegt 54 kg. Jasper is 2 kg lichter. Hoe zwaar is Jasper?

Slide 11 - Open question

Meike koopt 6 pennen. Het gewicht per pen is 10 gram. Hoeveel wegen de pennen samen?
A
16 g
B
60 g
C
50 g
D
4 g

Slide 12 - Quiz

Piet heeft 300 gram vlees gekocht. Siem heeft 150 gram vlees. Hoeveel gram vlees hebben zij in totaal?
A
150 g
B
450 g
C
400 g
D
200 g

Slide 13 - Quiz

Mira heeft 300 mg kruiden. Ze doet 50 mg in de pan. Hoeveel heeft ze over?
A
350 mg
B
250 mg
C
200 mg
D
150 mg

Slide 14 - Quiz

Een vrachtwagen weegt ongeveer 7
A
ton
B
kilogram
C
gram
D
milligram

Slide 15 - Quiz

Een zak met 12 appels weegt ongeveer 2
A
ton
B
kilogram
C
gram
D
milligram

Slide 16 - Quiz

2 potloden wegen samen ongeveer 12
A
ton
B
kilogram
C
gram
D
milligram

Slide 17 - Quiz

Een banaan weegt ongeveer 100
A
ton
B
kilogram
C
gram
D
milligram

Slide 18 - Quiz

Adam is 17 jaar oud. Hij weegt 65
A
ton
B
kilogram
C
gram
D
milligram

Slide 19 - Quiz