V6 Gespreksvaardigheid

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 5,6

Bonjour V6!!

Le programme d'aujourd'hui:

• Parler de l'avenir (30 minutes)
  
• Les cartes SMOES (15 minutes)
  
• Écouter (15 minutes)
  
• Décrire une personne (15 minutes)
• L'amour ou l'amitié (15 minutes)
  

Infos personnelles : Comment tu t'appelles et quel âge as-tu?
Où est-ce que tu habites et avec qui?
Quelles sont tes qualités/tes défauts?

L'école et le bac

- Comment est ta formation scolaire?

(type d'école, classe, filière, matières)

- Quelles sont les matières que tu trouves faciles/difficiles?

Tu penses que tu vas réussir le bac? Oui/non? Pourquoi?

Et après le bac?

- Quels sont tes projets pour les vacances d'été 2023?

- Quels sont tes projets d'études?

        (Où voudrais-tu étudier? Pourquoi ces études?)

Et plus tard?

- Qu'est-ce que tu aimerais devenir plus tard? 

(Quel métier voudrais-tu exercer et pourquoi?)

- Où aimerais-tu habiter plus tard?

(Quel pays, quelle ville et pourquoi?)

Comment tu vois l'avenir dans dix ans ? 

-Tu voudrais te marier?

- Tu voudrais avoir des enfants? 

etc.....

00:23

Waarom gaat Céline opnieuw eindexamen doen?

1. Omdat het eindexamen vernieuwd is
2. Omdat ze het nooit gehaald heeft
3. Omdat ze gezakt was voor haar mondeling
4. Omdat het een weddenschap is

00:54

Voor welk vak had ze een onvoldoende?

1. wiskunde
2. Engels
3. Frans
4. filosofie

02:23

Wat vindt collega Benjamin van het plan van Céline?

1. niet verstandig
2. dom
3. geniaal
4. moedig

02:47

Céline wil per sé slagen, want anders:

1. wordt ze ontslagen
2. zou ze zich erg schamen
3. verliest ze de weddenschap
4. moet ze herkansen na de vakantie

Les cartes SMOES

Comment décrire au mieux un mot (p.e. un objet, une personne, un métier, un animal, un jeu, un verbe, une plante, un lieu etc.), quand on ne connaît pas le mot en français?

Beschrijf zoveel mogelijk aspecten van het woord:

- de vorm: carré, rond(e), petit(e), grand(e) etc. - het materiaal (en bois, en tissu, en plastique, en métal etc), de functie (bij een voorwerp: ça sert à, c'est pour..)

- het uiterlijk, wat doet hij/zij (bij een persoon: il/elle fait, travaille, parle etc.)

- het tegenovergestelde (ce n'est PAS ...., mais.... )

- waar lijkt het op (cela ressemble à....., c'est comme....)

Laten we nog even oefenen:

https:

geldautomaat

objet

Décrivez au mieux le mot "geldautomaat"

hoefijzer

Décrivez au mieux le mot "hoefijzer"

rietje

Décrivez au mieux le mot "rietje"

Questions?

Décris…

une clef

Décris…

une porte

Décris…

une baguette

Décris…

Écouter

Fais un petit résumé en néerlandais.

Décrire une personne

Écris sur un papier : 

• un prénom
• un âge
• une nationalité
• un métier

Geef het blaadje nu 

3 plaatsen naar voren door.

Écris sur le papier...

• un sport
• un animal
• une nourriture

Geef het blaadje nu 

3 plaatsen naar voren door.

Écris sur le papier...

• 4 bijvoeglijke naamwoorden
  die een mening aangeven
  (bijv. mooi, grappig)

Donne ton papier à ton voisin ou ta voisine.

De leerlingen staan nu tegenover elkaar. Laat ze nu blaadjes met elkaar wisselen. 

Ze gaan nu een gesprek voeren op basis van de informatie op hun blaadje. 

Parler

Utilise les mots sur ton papier

• groet
• vraag elkaars: naam, beroep, leeftijd, woonplaats, nationaliteit,
  favoriete sport, favoriete dier, favoriete eten
• zeg wat je vindt van:
  het eindexamenjaar
  Frans
  Den Haag
  katten

Wisselen

Parler

Utilise les mots sur ton papier

• groet
• vraag elkaars: naam, beroep, leeftijd, woonplaats, nationaliteit,
  favoriete sport, favoriete dier, favoriete eten
• zeg wat je vindt van:
  het eindexamenjaar
  Frans
  Den Haag
  katten

Wisselen

Parler

Parle de toi-même maintenant!

Wisselen

Parler

Parle de toi-même maintenant!

00:07

amour ou amitié, wat betekent dat?

1. liefde of vriendschap
2. vriendschap of liefde

00:22

Wat is de stelling?
"il te demande des info sur une de tes copines"

1. hij vraagt jouw vriendin uit
2. hij vraagt aan jou info over een van je vriendinnen
3. hij vraagt aan een van jouw vriendinnen info over jou
4. hij vraagt jou uit

00:47

"il accepte d'aller au cinéma tout seul avec toi"

1. hij gaat alleen naar de bios
2. hij vind het alleen maar leuk met jou bij de bios
3. hij vindt het ok om met jou alleen naar de bios te gaan

00:49

amour ou amitié

1. amour
2. amitié

01:01

il te présente à sa famille

1. hij stelt jou voor aan zijn familie
2. hij vertelt jou over zijn familie
3. hij wil niet naar jouw familie

01:05

amour ou amitié?

1. amour
2. amitié

01:20

Hij versiert meisjes in jouw bijzijn.
amour ou amitié???

1. amour
2. amitié

01:35

Hij doet niets aan zijn uiterlijk als hij bij jou is: amour ou amitié?

1. amour
2. amitié

01:43

tu es juste une amie pour lui

1. je bent alleen maar een vriendin voor hem
2. je bent zijn belangrijkste vriendin

01:50

hij kijkt weg en wordt rood als hij je ziet.
amour ou amitié?

1. amour
2. amitié

02:08

il va te passer son pull si tu as froid.
amour ou amitié?

1. amour
2. amitié

02:26

c'est toujours toi qui envoie des messages
amour ou amitié?

1. amour
2. amitié

02:44

souvent des compliments sur ta beauté...
amour ou amitié?

1. amour
2. amitié

02:59

je vraagt zijn hulp en soms zegt 'ie nee

1. amour
2. amitié