Lees de basisstof eerst even goed door (blz. 141-143). Volg daarna de andere slides. Maak de toegevoegde opdrachten.
Noteer in een schrift de dikgedrukte begrippen met de uitleg erbij.
Zaadcellen(spermacellen), balzak, bijballen, zaadleiders, zaadblaasjes en prostaat, sperma, zaadlozing, voorhuid en zweepstaart.