Week 11 Individual lesson 1 present simple

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning for today
explanation present simple 
10 minutes
practise present simple + test 
10 minutes
Homework: Finish A Watching + study irregular verbs and vocabulary (Slim stampen) 

Slide 2 - Slide

Testweek C 
- grammar test
content: present simple/ present continuous/ past simple /  present perfect / modals/ woordvolgorde

- LUVA 
listening ( in the week of do 31-3  or in the week of di 5-4)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Present Simple 
  • Wanneer gebruik je de Present Simple?

  • Hoe maak je de Present Simple? 

Slide 5 - Slide

Present simple

Wat zijn de signaalwoorden van de present simple?

Slide 6 - Slide

present simple
  • De present simple is een vorm van de tegenwoordige      tijd.
  • Je gebruikt de present simple bij gebeurtenissen die ...
  •  ... altijd ...
  • ... nooit ...
  • ... regelmatig plaatsvinden
  • Je gebruikt de present simple ook bij feiten en                gewoontes.

Slide 7 - Slide

Present simple: signaalwoorden

always, never, often, usually, regularly, sometimes, hardly ever

Slide 8 - Slide

Present simple (affirmative +)
he / go to school every day

 the class / begin at 9 am

they / sometimes go to the cinema

we/ be/ late

Slide 9 - Slide

Je kent de SHIT-rule al, maar...
vragen en ontkenningen maken in het Engels 
gaat net iets anders .....

Slide 10 - Slide

Ontkennende zinnen

In ontkennende zinnen gebruik je het woordje NOT.
Je doet of bent iets NIET.

Kijk goed naar de voorbeeldzinnen.
I am sick.
--> I am not sick.

He is happy.
--> He is not happy OF 
       he isn't happy

We are late for school.
--> We are not late for school OF we aren't late for school.

Slide 11 - Slide

Negations with 'to do'

Bij de andere werkwoorden gebruik je don't of doesn't  om een zin ontkennend te maken.


like chocolate.                                                 I don't like chocolate?

She likes chocolate.                                        She doesn't like chocolate?  


Bij de onderwerpen he/she/it gebruik je doesn't!

Na don't en doesn't  krijg je het hele werkwoord!


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

present simple (negations -) 
 we / study French

 he / work in a restaurant

we / cook every day

I/ be / sick 

Slide 15 - Slide

Vragende zinnen

In vragende zinnen komen 
AM / ARE / IS vooraan te staan.

Kijk goed naar de voorbeeldzinnen.
I am sick.
--> Am I sick?

He is happy.
--> Is he happy?

We are late for school.
--> Are we late for school?

Slide 16 - Slide

Vragende zinnen

In vragende zinnen komt er vorm van TO DO bij. 
I/ you/ we/ they - do
he /she/ is - does 

Kijk goed naar de voorbeeldzinnen.
I work at the library.
--> DO I work? 

He walks to school. 
--> Does he walk to school? 

We stay home for dinner. 
--> Do we stay home for        dinner? 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Practise 
  • practise present simple 
  • 10 minutes
  • do test!
  • Show if you have understood!! 
  • WIERSMA4983
timer
1:00

Slide 19 - Slide