What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
LES 6 - Je bent wijs in het verkeer / bij trein en brug
een bromfietser rijdt 36 km per uur op een fiets/bromfietspad. dat mag...
A
binnen de bebouwde kom
B
buiten de bebouwde kom
1 / 43
next
Slide 1:
Quiz
Verkeer
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Leerroute 2
This lesson contains
43 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
een bromfietser rijdt 36 km per uur op een fiets/bromfietspad. dat mag...
A
binnen de bebouwde kom
B
buiten de bebouwde kom
Slide 1 - Quiz
Een snorfiets mag niet harder dan
A
25 km per uur
B
20 km per uur
Slide 2 - Quiz
Een snorfietser is verplicht een helm te dragen
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Als je 16 bent mag je op een bromfiets of snorfiets rijden
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
noem een verschil tussen een snorfiets en een bromfiets.
Slide 5 - Open question
wie moet hier voorrang geven?
A
de fietser
B
de brommer
Slide 6 - Quiz
waarom moet de fietser voorrang geven?
Slide 7 - Open question
de bromfietser rijdt hier
A
goed
B
niet goed
Slide 8 - Quiz
ander verkeer mag op de fietsstrook rijden als het fietsers niet hindert
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
Die bromfietser mag niet op dit pad rijden zegt Marjan. klopt dat?
A
ja dat klopt, de bromfietser mag hier niet rijden.
B
nee klopt niet, de bromfietser mag hier gewoon rijden.
Slide 10 - Quiz
mag de bromfietser hier rijden?
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
mag een fietser hier rijden?
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quiz
Trein en Brug
Slide 13 - Slide
Dit is een
A
beveiligde overgang
B
onbeveiligde overgang
Slide 14 - Quiz
Dit is een
A
enkel spoor
B
dubbel spoor
Slide 15 - Quiz
wacht tot het rode licht gedoofd is. er kan nog een trein aankomen.
Slide 16 - Slide
dit bord betekend.
A
een bewaakte spoorwegovergang
B
een onbewaakte spoorwegovergang.
Slide 17 - Quiz
er is file. het verkeer staat stil. waarom is dit heel gevaarlijk?
Slide 18 - Open question
"Daar is een beveiligde overweg", zegt mama. "nee die is onbeveiligd", antwoord papa.
"ik moet daar heel goed uitkijken.
A
mama heeft gelijk.
B
papa heeft gelijk.
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Video
de spoorbomen gaan naar beneden
De trein passeert de overweg
de bel gaat rinkelen
de rode lichten gaan uit
de rode lichten gaan knipperen
de bel rinkelt niet meer
de bomen gaan open
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
stap 7
Slide 21 - Drag question
De brug is juist open geweest.
nu mag het verkeer weer doorrijden.
aan beide kanten staan auto's
fietsers en bromfietsen.
Slide 22 - Slide
het verkeer aan deze kant van de brug mag
A
doorgaan
B
niet doorgaan
Slide 23 - Quiz
waarom staat dit bord bij deze brug?
Slide 24 - Open question
als er op een brug een smal voetpad is
A
loop je achter elkaar
B
mag je op de rijbaan lopen.
Slide 25 - Quiz
Als je voor een openstaande brug moet wachten, ga je met je fiets
A
tussen de auto's staan
B
rechts van de auto's staan
Slide 26 - Quiz
op een _____ kruispunt geef je voorrang
A
gelijkwaaridg
B
geregeld
Slide 27 - Quiz
op een gelijkwaardig kruispunt geef je voorrang aan alle weggebruikers van ____
A
links
B
rechts
Slide 28 - Quiz
Wanneer je van een onverharde weg komt, verleen je voorrang aan bestuurders op de verharde weg. Dus géén voetgangers.
je kunt een uitrit herkennen aan de haakse hoeken en de drempel.
Slide 29 - Slide
waar vind je een onverharde weg? geef een voorbeeld.
Slide 30 - Open question
wie heeft er voorrang?
A
fietser
B
auto
Slide 31 - Quiz
de auto komt van rechts, waarom mag de auto niet eerst?
Slide 32 - Open question
dit kruispunt is
A
gelijkwaaridg
B
geregeld
Slide 33 - Quiz
wat is de goede volgorde van voorrang?
Slide 34 - Open question
A
jos
B
sep
Slide 35 - Quiz
moet de auto de fietser uit straat 1 voorrang geven?
A
ja
B
nee
Slide 36 - Quiz
moet de auto de fietser uit straat 2 voorrang geven?
A
ja
B
nee
Slide 37 - Quiz
wanneer je uit een uitrit komt, dan moet je al het verkeer voor laten gaan. dus ook de voetgangers
Slide 38 - Slide
1. is een zijstraat, deze heeft _____ hoeken
2. is een uitrit, deze heeft ____ hoeken en een drempel
haakse
afgeronde
Slide 39 - Drag question
als een fietser uit nummer ___ komt, dan moet die voorrang verlenen aan de auto.
A
1
B
2
Slide 40 - Quiz
Linda en Freek gaan naar de voetbaltraining.
A
Linda heeft voorrang
B
Freek heeft voorrang
Slide 41 - Quiz
A
Saskia
B
Ma
Slide 42 - Quiz
Jos komt uit een uitrit gereden. wie moet hij voor laten gaan
A
de voetganger
B
de auto
C
de auto en de voetganger.
D
niemand hij mag eerst.
Slide 43 - Quiz
More lessons like this
Je bent wijs in het verkeer
August 2024
- Lesson with
44 slides
Verkeer
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Leerroute 2
Les 12 Haastige spoed is zelden goed (geen toets)
June 2021
- Lesson with
32 slides
Verkeer
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Leerroute 2
LES 7 - Haastige spoed is zelden goed
November 2023
- Lesson with
32 slides
Verkeer
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Leerroute 2
Verkeer - voorrang. Wie mag er eerst?
January 2023
- Lesson with
36 slides
Verkeer
Basisschool
Groep 6
schooldag 2 verkeer
November 2021
- Lesson with
31 slides
Verkeer
Basisschool
Groep 6
Herhaling verkeer 6de
September 2023
- Lesson with
26 slides
Wereldoriëntatie
Lager onderwijs
thema 2 les 4
March 2024
- Lesson with
20 slides
Verkeer
Basisschool
Groep 5
verkeer voorrangsregels les 3
October 2023
- Lesson with
31 slides
Verkeer
Basisschool
Groep 7