2K. Ch3 E Grammar

Please sit down
Put your book and Ipad facedown on your table

Lesson starts when the timer stops!
timer
2:00
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Please sit down
Put your book and Ipad facedown on your table

Lesson starts when the timer stops!
timer
2:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Today
- Vocabulary
- Homework check
-Find out the rule
- E Grammar

Lesson goals: You know what an adjective is. You can put adjectives in the correct spot in a sentence

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Sorry I didn't ... (herkennen) you yesterday
A
recognise
B
disguise
C
appear
D
practise

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

My best friend loves to go on an ... (avontuur).
A
charming
B
atmosphere
C
location
D
adventure

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Blegh, we have to write a ... (samenvatting) about this book.
A
subtitles
B
silly
C
summary
D
storyline

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Homework check
Kader: Do exercise 11, 12, 13, 14, 15, 16 on page 132-134


Theoretisch: Do exercise 11, 12, 13, 14, 15 on page 136-169

Study Theme words on page 166 K / 170 Th


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Find out the rule
 K: Open your book on page 144
Do exercise 32ab

TH: Open your book on page 148

Do exercise 29

What do you think the rule is?
timer
2:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

What is a noun?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Sarah heeft een mooie trui.


Sarah =
heeft =
een =
mooie =
trui = 
Sarah has a nice sweater.


Sarah = 
has =
a =
nice =
sweater =
timer
1:00
Kies uit: lidwoord / onderwerp / persoonsvorm / zelfstandig naamwoord / bijvoeglijk naamwoord

Choose from: verb / noun / article / subject / adjective

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Sarah heeft een mooie trui.


Sarah = onderwerp
heeft = pv / werkwoord
een = lidwoord
mooie = bijvoeglijk naamwoord
trui = zelfstandig naamwoord
Sarah has a nice sweater.


Sarah = subject
has = verb
a = article
nice = adjective
sweater = noun

Slide 10 - Slide

pv = persoonsvorm
Wat is de correcte woordvolgorde in het Engels?
A
Wanneer doet wie waar wat
B
Wie doet wat waar wanneer
C
Waar doet wie wanneer wat
D
Wat doet wie waar wanneer

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Zoals je weet bestaat er in het Engels een vaste woordvolgorde: wie / doet / wat / waar / wanneer.
  

He - watched - a film - on television - last weekend.

Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.

 He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp
Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.

  She looks amazing in my new dress.
I am curious to see that new film.
They seem focussed on their singing careers.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

My friends have a ... hide-out place.
This ... comedy is set in Los Angeles in 1990.
She is ...! She makes so many jokes.
The ... Harry Potter movie was the best.
romantic
first
hilarious
secret

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Type the number where the adjective belongs:
She was (1) a (2) model (3) when she was (4) younger. (beautiful)

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Type the number where the adjective belongs:
(1) Ben is (2) baby (3).
((an) adorable)

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Get to work
         Kader: Do exercise 32, 33, 34, 35, 36 on page 144  

Theoretisch: Do exercise 30, 31ab, 32, 33 on page 148

Finished? Check your answers
Kahoot / Gimkit

timer
5:00
33 - zet de woorden in de goede volgorde
34a - zet de woorden in de goede volgorde
34b - verbind de plaatjes met de zinnen
35a - zet een streep waar de adjective in de zin hoort
36 - gebruik een online woordenboek om de betekenis op te zoeken en kies de juiste
30 - zet de stukken tekst in de juiste volgorde
31a - schrijf een zin over de plaatjes. Let op word order.
31b - herschrijf je zinnen van 31a. Gebruik de adjectives 
32 - gebruik de theme words 'expressing your opinion' op p. 170
32b - maak zinnen met de woorden
33 - vertel over het laatste nummer wat je hebt geluisterd
Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

1. He _________ listens __________ to the radio.

2. They ___________ read ___________ a book.

3. Tom _________ is _________ very friendly. 

4. Pete _________ gets _________ angry. 

5. We _________ are _________ on time. 
Sleep het bijwoord op de juiste plek
often
sometimes
usually
never
always

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Kader: Do exercise 32, 33, 34, 35, 36, 37 on page 144-147
Study Theme words on page 166
Theoretisch: Do exercise 30, 31ab, 32, 33 on page 148 - 151
Study Theme words on page 170

Slide 20 - Slide

This item has no instructions