Gelijkvormige driehoeken - terugblik

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

8.4  Gelijkvormige driehoeken

ABC = origineel

EFD = beeld

dus 40:30 = 1,33

Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Leerdoelen

Aan het eind van deze les...

- Aan het eind van de les kun je gelijkvormige driehoeken benoemen. 

- Aan het eind van de les kun je overeenkomstige hoeken en overeenkomstige zijden van gelijkvormige driehoeken benoemen. 

Gelijkvormige driehoeken aangeven met de juiste notatie.

Waarom zijn ribben van een kubus soms gestippeld?

1. Zodat je de lijnen beter kunt zien.
2. Omdat je die lijnen eigenlijk niet kunt zien.
3. Omdat er anders te veel lijnen in de kubus staan.
4. Omdat dat mooier lijkt.

Als je een balk moet tekenen waar de lengtes van de ribben als volgt zijn: AB=6cm BC=8cm en AE=4cm.
Hoe lang zijn de ribben dan in je tekening?

1. AB=6cm, BC=8cm, AE=ongeveer 2cm
2. AB=6cm, BC= ongeveer 4 cm, AE=4 cm
3. AB=ongeveer 3 cm, BC=8cm, AE=4 cm
4. AB=6cm,BC=8cm, AE=4cm

Prisma

Geen prisma

Sleep de figuren naar de juiste plek

Welke vorm heeft
het grondvlak?

1. driehoek
2. Rechthoek
3. kubus
4. prisma

Hoe heten dit soort "driehoeks-combinaties" ?

1. Gelijkbenige driehoeken
2. Gelijkvormige driehoeken
3. Gelijkzijdige driehoeken
4. Parallelle driehoeken

Welke twee driehoeken
zijn gelijkvormig?

1. driehoek KMNP en driehoek LNP
2. driehoek KLM en driehoek LNP
3. driehoek KMP en driehoek KLP
4. driehoek KNM en driehoek LNP

Welke hoek is even groot als hoek A?

1. B
2. D
3. E
4. F

Welke hoek is even groot als 

hoek C?

1. B
2. D
3. E
4. F

Zijn deze driehoeken
gelijkvormig?

1. ja
2. nee
3. geen idee

Driehoek ABE is gelijkvormig
met driehoek ....

1. ABC
2. BDE
3. BCD
4. DBC

Zijn deze driehoeken
gelijkvormig?

1. ja
2. nee
4. geen idee

Wat is de
overeenkomstige
hoek van hoek A?

1. D
2. F
3. E
4. B

Wat is de
overeenkomstige
hoek van hoek E?

1. D
2. F
3. A
4. B

∆𝐴𝐵𝐶~∆𝑄𝑅𝑃        

∆𝐴𝐵C	AB = 40	BC = 50	AC = 30
∆𝑄𝑅𝑃

QR = ?

QP = 15

RP = ?

∆𝐴𝐵𝐶~∆𝑄𝑅𝑃

Bereken de vergrotingsfactor        

∆𝐴𝐵C	AB = 40	BC = 50	AC = 30
∆𝑄𝑅𝑃	QR = ?	RP = ?	QP = 15

x 2

x 0,5

x 15

∆𝐴𝐵𝐶~∆𝑄𝑅𝑃

Bereken QR en RP        

∆𝐴𝐵C	AB = 40	BC = 50	AC = 30
∆𝑄𝑅𝑃	QR =	RP =	QP = 15

x 0,5

10

20

25

30

80

100

Aan de slag:

H 8.4:  Lees theorie blz 206/208

Maken opgaven 49 , 50, 53, 54, 55, 57  blz 207