argumentatie deel 2

Argumenteren 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Argumenteren 

Slide 1 - Slide

Opbouw argumentatie
Structuur:

Standpunt
Argument
want/
omdat 
dus/
daarom

Slide 2 - Slide

Soorten argumenten
Feitelijke argumenten
Dit zijn uitspraken waarvan de schrijver denkt dat ze waar zijn. Let op: een feitelijk argument (eigenlijk een soort leugen) hoeft niet waar te zijn. Ze zijn wel controleerbaar.

Naar mijn mening is Trump de populairste president ooit (standpunt), want bij zijn inhuldiging was de grootste menigte ooit.(feitelijk argument - maar wel onwaar).

Slide 3 - Slide

waarderende (niet-feitelijke/subjectieve) argumenten
Dit zijn uitspraken waarover je van mening kunt verschillen, voorbeelden van dergelijke argumenten zijn: 
  • normen en waarden
  • vermoedens
  • geloof of overtuiging
Je kunt deze uitspraken dus niet controleren.

Slide 4 - Slide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument

Slide 5 - Slide

Nevenschikkende argumentatie

Slide 6 - Slide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 7 - Slide

1. Wat is het standpunt?
2. Wat zijn de argumenten?
Iedereen die rijk is, heeft hard gewerkt. Amin werkt hard, dus hij zal rijk worden

Slide 8 - Slide

1. Wat is het standpunt?
2. Wat zijn de argumenten?
Mensen die pijn hebben, huilen vaak. Koeien huilen nooit, dus zij hebben geen pijn

Slide 9 - Slide

Maken opdracht 2

Slide 10 - Slide

Video-opdracht
Schrijf de argumenten die in het filmpje terugkomen op in een blokschema. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video