Mit uns B1 Kapitel 4

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Modul 2

Kapitel 4: Wohnen

Kapitel 5: Familie

Kapitel 6: Geld und Konsum 

Einstiegsaufgabe Modul 2

Was sagt Philipp zu diesen Themen:

Wohnen, Familie, Geld

Notiere Stichwörter 

Kapitel 4: Wohnraum-Wohntraum

A: Gewohntes und Ungewohntes 

Lernziele: 

- Wortschatz zum Thema Wohnen erweitern

- deine Meinung äußern 

- einen Text zum Thema " wohnen" verstehen 

-  kausale Zusammenhänge (weil, denn, deshalb, wegen) erkennen und benutzen. 

Bearbeite Aufgabe A2, Seite 30 im Kursbuch

Wie ist deine Meinung zu den Wohnräumen in A2? Schreib Sätze: 

- Am liebsten / auf keinen Fall möchte ich in ... wohnen, weil ... 

- Am wenigsten interessiert mich ...

- Sehr interessant finde ich ..., aber ... 

Wo möchtest du am liebsten wohnen? 

Am liebsten möchte ich in ..... wohnen, weil .... 

Bearbeite jetzt Aufgabe 3 und 4, Seite 33 im Arbeitsbuch

Welche Wörter aus 4A konntest du nicht übersetzen?

Gemeinsam Lesen: A4 

Mach Notizen: Wer wohnt wo? 

Bearbeite jetzt Aufgabe 5,6,7 auf Seite 34 im Arbeitsbuch

Let op: aantekening

Benodigdheden

• je schrift
• een pen
• markeerstiften (drie kleuren) 

Grammatik: Kausale Zusammenhänge (Begründungen) 

weil, denn, deshalb oder wegen

Bij de causale zinsconnectie worden twee zinnen met elkaar verbonden, die in een reden-gevolg-relatie tot elkaar staan. 

Beispiel: Ich bin krank. Ich gehe heute nicht zur Arbeit. 

Grund: krank

Folge: nicht arbeiten. 

bijzin: weil

• Een zin met "weil" is een bijzin. Het werkwoord in een "weil"-zin staat altijd achteraan. De bijzin bevat de reden, de hoofdzin het gevolg. 
  
• Beispiel: Ich gehe heute nicht zur Arbeit, weil ich krank bin. 
  
• Je kunt de hoofd-bijzin ook omdraaien:
  
• Weil ich krank bin, gehe ich heute nicht zur Arbeit. 
  
• In plaats van "weil", kun je ook het woordje "da" gebruiken: 
• Beispiel: Ich gehe heute nicht zur Arbeit, da ich krank bin. 

hoofdzin: denn

• De reden kan ook door een met "denn" ingeleide hoofdzin aangegeven worden. 
• Bij zo'n zin staat het werkwoord op de derde plek. 
• De hoofdzin met "denn" staat altijd achter de hoofdzin die het gevolg aangeeft. Dit kun je niet omdraaien. 
  
• Beispiel: Ich gehe heute nicht zur Arbeit, denn ich bin krank. 
• 
  

Präposition (voorzetsel): wegen + Genitiv

• In plaats van een hoofd- of bijzinconstructie kan een zin met een voorzetsel staan. 
• Deze constructie met "wegen" +Genitiv, staat aan het begin van de zin of in het midden. 
  
• Beispiel: Wegen meiner Krankheit gehe ich heute nicht zur Arbeit. / Ich gehe heute wegen meiner Krankheit nicht zur Arbeit. 

der Genitiv

Adverbien (bijwoorden): deshalb

• Deshalb staat aan het begin van een hoofdzin (geeft gevolg aan). En staat achter de zin met de reden. 
  
• Beispiel: Ich bin krank, deshalb gehe ich nicht zur Arbeit. 
  
• "Deshalb" kan ook in het midden van de gevolgzin staan. 
  
• Beispiel: Ich bin krank, ich gehe deshalb nicht zur Arbeit. 
  
• In plaats van deshalb, kunnen ook de woorden daher of deswegen gebruikt worden. 
  
• Ich bin krank daher gehe ich nicht zur Arbeit. 
  
• Ich bin krank deswegen gehe icht nicht zur Arbeit. 
  

Martin wohnt nicht im Zentrum, ... die Wohnungen dort zu teuer sind.

Vera lebt ihren Traum, ... ihr Haus liegt auf dem Fluss.

Yoldas' Familie verdankt den Schafen alles, ... passt sie ihren Lebensstil den Tieren an.

... der hohen Mieten war es für Jens schwer, eine Wohnung zu finden.

Üben

Bearbeite Aufgabe 9, 10, 11 und 12 auf Seite 35 und 36 im Arbeitsbuch. 

Lernen: aantekeningen grammatica + woordjes 4A