12.6 Gaswisseling bij dieren

12.6 Gaswisseling bij dieren
Thema 12 Gaswisseling en uitscheiding
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

12.6 Gaswisseling bij dieren
Thema 12 Gaswisseling en uitscheiding

Slide 1 - Slide

Wat weten we al?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 12.5
  • Je kunt aangeven wat de gevolgen kunnen zijn van een slechte luchtkwaliteit op de ademhaling.
  • Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij astma, bronchitis, longemfyseem, tuberculose en hooikoorts.

Slide 3 - Slide

Begrippen 12.5
  • Astma
  • Chronische bronchitis
  • Hooikoorts
  • Longemfyseem
  • Tuberculose

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 12.6
  • Je kunt beschrijven hoe de gaswisseling plaatsvindt bij gewervelde dieren.
  • Je kunt beschrijven hoe de gaswisseling plaatsvindt bij insecten.

Slide 5 - Slide

Reptielen, vogels en zoogdieren
  • Reptielen, vogels en zoogdieren halen adem met hun longen.
  • Met hun longen kunnen deze dieren zuurstof uit de lucht halen.
  • Reptielen en zoogdieren die in zee leven, moeten dus regelmatig boven water komen om adem te halen.

Slide 6 - Slide

Vissen
  • Vissen halen zuurstof uit het water met kieuwen.
  • De kieuwen bestaan uit heel veel kieuwplaatsjes.
  • In de kieuwplaatjes liggen veel haarvaten. Daarin stroomt bloed.
  • De kieuwen zijn beschermd door de kieuwdeksels.
  • De bek en de kieuwdeksels gaan tijdens de gaswisseling open en dicht.
  • Wanneer de vis zijn bek opent, stroomt er water in de mondholte. De vis perst het water langs de kieuwplaatjes. Terwijl het water langs de kieuwplaatjes stroomt, gaat zuurstof vanuit het water naar het bloed.
  • Via het bloed wordt zuurstof en koolstofdioxide uitgewisseld.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Amfibieën
  • In het eerste deel van het leven van een amfibie lijken ze veel op vissen.
  • Ze leven in het water en halen adem met kieuwen.
  • Ook nemen ze door de huid zuurstof op uit het water.
  • Volwassen amfibieën leven in het water en op het land. 
  • Er ontstaan longen.
  • Ze halen adem met de longen en door de huid.

Slide 9 - Slide

Insecten
  • Een insect heeft buisjes in zijn lichaam: de tracheeën
  • Ze hebben een open verbinding met de buitenlucht.
  • Door de tracheeën gaat lucht naar delen van het insect. De zuurstof gaat dan gelijk van de lucht naar de weefselvloeistof en daarna naar de cellen.
  • Koolstofdioxide wordt via de weefselvloeistof weer afgegeven.
  • In de huid van een insect zitten openingen die naar de tracheeën gaan. zo'n opening heet stigma.
  • Stigma's zitten meestal in het achterlijf van een insect, als deze trilt stroomt er lucht in en uit de stigma's.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Begrippen 12.6
  • Kieuw
  • Long
  • Tracheeën

Slide 12 - Slide

Ik kan nu
  • Je kunt beschrijven hoe de gaswisseling plaatsvindt bij gewervelde dieren.
  • Je kunt beschrijven hoe de gaswisseling plaatsvindt bij insecten.

Slide 13 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten 12.6: 1t/m 5 + 7 + 8
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 12.6
Veel goed? -> Maken Samenhang H12

 

timer
25:00

Slide 14 - Slide